In Les 7 heeft Paulus al benadrukt, dat zijn zondige natuur hem nog steeds parten speelt. Hij voelt zich zelfs een krijgsgevangene van de zonde die in zijn vleselijke natuur woont. Hij wil maar wat graag het goede doen, maar uit zichzelf gelukt hem dat niet. Dat kan alleen door de kracht van de Heilige Geest.
Het is duidelijk, dat heiliging niet los kan staan van het werk van de Heilige Geest. Wie door het geloof met Christus verbonden is, merkt in zijn leven de werking van de Heilige Geest, ook daarin, dat die de macht van de zonde verbreekt. Natuurlijk is de mens van nature nog wel een sterfelijk wezen, maar de Heilige Geest die in hem woont, verbindt hem met het eeuwige leven en de vrede van God.
In dit hoofdstuk gaat Paulus dieper in op de levensheiliging. Niet de onechte, wettische levensheiliging die streeft naar zaligheid door eigen gerechtigheid, maar een leven door de Geest. Een leven dat voortkomt uit liefde en dankbaarheid aan God.
In dit gedeelte ligt het accent op het afgezonderd zijn tot, ‘het kind van God zijn’. Daarvoor is nodig de; persoonlijke levensheiliging.
Als kind van God moeten wij gaan beantwoorden aan het beeld dat God daarbij voor ogen staat. We moeten ‘natuur-getrouw’ zijn, trouw aan de Vader, aan de Verlosser. Voluit leven als een echt kind van God, zoals Jezus het ons voorgeleefd heeft. Daar gaat het in feite om bij levensheiliging.
Wij mogen in dat heiligingproces rekenen op de Heilige Geest die ons wil helpen en bijstaan om in de gezindheid (gerichtheid) van de Geest te leven i.p.v. die van onze menselijke natuur. In ROMEINEN 5 hebben we al gelezen, dat de Heilige Geest in elke gelovige woont. Dat is een absolute zekerheid.
In ROMEINEN 8:14 staat, dat een ieder die door de Heilige Geest wordt geleid hoort bij de “zonen Gods”. Belangrijk is om te weten, dat Paulus de Heilige Geest aanduidt als de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen Abba, Vader!
Lezen - ROMEINEN 8:1-17.
“Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods. Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees; God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.
Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest. Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet: zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.
Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe. Indien Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is leven vanwege de gerechtigheid. En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont.
Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, maar niet van het vlees, om naar het vlees te leven. Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven. Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader.
Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking”.
Een nieuwe positie
In Christus hebben wij een nieuwe positie gekregen.
A - Voor de gelovige is er geen veroordeling meer, VERS 1.
Paulus begint ROMEINEN 8:1-3 met te zeggen, dat er geen veroordeling is voor de mensen, die in Christus zijn, d.w.z. die zich (door geloof en doop) met Christus vereenzelvigd hebben. Dat staat voorop. We hoeven met onze nieuwe levenswandel niet krampachtig te proberen om de wet te vervullen. Door het werk van Christus is volgens VERS 4 voor ons aan de eis van de wet voldaan. Wij laten ons niet meer leiden door onze zondige natuur maar gaan langs de weg die de Heilige Geest ons wijst.
B - In Christus hebben wij nieuwe kracht ontvangen.
God heeft ons Zijn Geest gegeven. Daarom leven wij vanuit een nieuwe gerichtheid. Wij worden niet meer beheerst door onze menselijke natuur met zijn begeerten en zonden, maar door de gezindheid van de Heilige Geest, die je doet hunkeren en verlangen naar de heiliging van je leven door de Heilige Geest. Die gezindheid, die je verdrietig maakt wanneer je ervaart hoe gebrekkig de levensheiliging bij jou vaak verloopt; wanneer je al weer een keer volkomen de mist ingegaan bent door je eigen driften te volgen.
Het verschil tussen de gezindheid van het vlees en de gezindheid van de Geest komt in het volgende overzicht tot uitdrukking:
Gezindheid van het vlees |
Gezindheid van de Geest |
leidt van nature tot de dood - VERS 6 |
Is leven en vrede - VERS 6 |
is vijandschap tegen God - VERS 7 |
is bewijs van het Kindschap Gods - VERS 9 |
onderwerpt zich niet aan God - VERS 7 |
strijdt tegen zondige neigingen - VERS13b |
onmogelijk om God te behagen – VERS 8 |
is erop gericht om God te behagen |
VERS 7 zegt: “De gezindheid van het vlees is vijandschap tegen God, want het onderwerpt zich niet aan de wet van God. Ze is daartoe ook niet in staat”.
Zelfrechtvaardiging leidt tot de dood. Dat een mens zich alleen laat leiden door zijn driftleven komt omdat hij zich niet laat leiden door Gods Geest. Alleen wanneer de Geest van God in ons woont, en ons leidt, kunnen wij leven uit de gezindheid van de Geest.
Maar er is meer te zeggen over het werk van de Heilige Geest. In VERS 11 staat met andere woorden: ‘Zoals God door Zijn Geest Jezus uit de doden heeft opgewekt, zo zal Hij door die zelfde Geest ook onze sterfelijke lichamen levend maken’.
Wat God aan Jezus doet geldt ook voor mensen die door Jezus Christus kinderen van God zijn geworden, omdat in hen de Geest van Jezus Christus woont. Hij doelt hier niet alleen op de heerlijkheid die ons wacht, maar ook op de overwinning van de Heilige Geest over de geestelijke dood die het kenmerk is van onze vleselijke mens.
Misschien komen we nu wel aan het meest wezenlijke en het meest belangrijke wat wij hebben ontvangen in de Heilige Geest, namelijk:
De Geest van het zoonschap
In VERS 14 lezen we:
“Want allen, die door de Geest Gods geleid worden zijn zonen Gods”.
In VERS 15 wordt dan ook gezegd, dat wij de Geest van het zoonschap hebben gekregen, door welke wij roepen: Abba, Vader.
Hier zien we heel duidelijk, wat de bedoeling is van de Heilige Geest in ons leven. Door Zijn Geest aan ons te geven heeft God de leiding in ons leven op zich genomen. God wil, dat wij heilig en onberispelijk zijn voor Zijn aangezicht. De vervulling met de Heilige Geest is er niet voor bedoeld om ons L.S.D.-achtige ervaringen te geven en geestelijk ‘high’ te worden. Neen, De Heilige Geest wil ons leiden en helpen om voluit als zonen en dochters van God te leven.
Voor ons persoonlijk leven woont de Heilige Geest in ons om ons te troosten, ons kracht te geven en ons te helpen in toenemende mate als een echte zoon of dochter van God in het leven te staan.
Voor het vervullen van onze opdracht in deze wereld wil de Heilige Geest Zijn kracht en wijsheid en liefde door ons openbaren wanneer wij als een echt kind van God in Zijn dienst staan. In VERS 16 staat:
“Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn”.
Wanneer wij in het geloof Abba, Vader, zeggen, dan bevestigt God in ons hart dat wij kinderen van God zijn. Dan komt de Geest van God onze zwakheid en onze twijfel te hulp.
Wij zijn geen adoptie-kinderen, maar natuurlijke kinderen. Wij zijn door het geloof uit God geboren en dus ook erfgenamen. In VERS 17 staat:
“Erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus”.
Die erfenis krijgen we niet bij het overlijden van God. Erfgenaam betekent, dat iemand recht-hebbend is, zonder eigen toedoen. Door genade hebben wij recht op de heerlijkheid die ons wacht.
Samenvattend kunnen we over de Geest van het Zoonschap zeggen dat:
Vragen:
F. van der Werf