Hier zit ik! Dat weet je toch wel? Hoe vaak heeft zo, een dergelijke ontmoeting tussen mensen plaats? Omdat we er vaak zitten, denken we ergens recht op te hebben. Soms krijg je een boze blik wanneer je op ‘iemands’ plaats gaat zitten. De beste plaats dat willen we allemaal, en zeker bij een gratis optreden staan we dan al vroeg in de rij. Soms maken we aanspraak op iets wat van ons allemaal is. Dat zorgt dan voor de nodige confrontaties met soms een nare afloop.
Lezen: MARCUS 10:35-45 en NEHEMIA 6:10-19
Ik wil…
De beste plaats willen hebben kan ook een verlangen zijn om maar heel dicht bij je idool te zijn. Je wilt niets missen van die manifestatie. Tja, de beste plaats willen hebben dat kennen we allemaal, in meer of mindere mate. Op zich is hier niets verkeerds aan. Vooraan zitten geeft immers een grotere betrokkenheid? Maar met welk motief willen we de beste plaats? En daar zit voor ons allemaal een te leren les in. Meestal komen we voor onszelf op. De beste plaats in de sport, op het werk of thuis, alles kent zijn eigen voorbeelden. Het eremetaal, de nieuwe functie of in de beste stoel zitten, het klinkt ons vertrouwt in de oren. En met welk motief we dit doen zal aantonen hoe we in elkaar zitten.
De beste plaats is iets van alle tijden, dus komen we dit helaas ook in de kerk tegen. Daarom maakt de vraag van twee Discipelen veel duidelijk.
“Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs,kwamen bij hem en zeiden; Meester, we willen datu voor ons doet wat we u vragen” MARCUS 10:35.
Wij willen U iets vragen, U moet iets voor ons doen. Hoe bekent klinkt ons dit in de oren? Deze Discipelen meenden Jezus te kunnen bewegen om hun de beste plaats te geven in Zijn Koninkrijk. Maar kun je hierover speculeren? En zo ja, met welk recht dan? Kijk, wij mensen menen zaken te kunnen claimen op grond van onze relatie met Jezus. En dan gaat het me niet om dingen die vast staan zoals ons eeuwig gered zijn. Nee, er zijn talloze zaken waar we ons druk om kunnen maken. Waar we zo door in beslag genomen worden dat het aan de feitelijkheid van iets voorbij schiet.
De Discipelen veronderstelden dat ze ergens aanspraak op konden maken. Maar op grond waarvan meenden ze, dat ze recht hadden op ‘de beste plaats?’ Was het hun inzet hun offervaardigheid? Of begrepen ze niet waar Jezus mee bezig was? Mogelijk hielden ze rekening met het feit dat na Jezus’ opstanding het Messiaanse rijk zou aanbreken. En dan is het heel verklaarbaar dat ze die vraag stelden om de beste plaats te krijgen. Ze wilden zekerheid over wat ze dan toebedeeld zouden krijgen.
Hoe herkenbaar is dit? Je doet dingen samen en je wilt er iets voor terug. Je wilt een soort garantie dat je inzet goed verzilverd zal worden. Want het is toch mede jouw inzet dat het doel verwezenlijkt werd? Hoe ver kun je vooruit lopen op een beloning dat niet beantwoordt aan het doel wat je nastreeft? Hoe zuiver is je hart, en hoeveel laat dit zien van de echtheid van je karakter? Het gesprek tussen de Discipelen en Jezus krijgt een ander verloop dan waar ze op gehoopt hadden. Jezus wijst hen op het feit dat je groot kunt zijn in Gods Koninkrijk, maar dan alleen op basis van vrijwillige liefdesdienst.
Wijst Jezus hun vraag af? Nee, Hij vraagt wel: “Wat willen jullie dan dat ik voor je doe?” VERS 36. Hij moedigt ze zelfs aan om een duidelijke omschrijving van hun verzoek te geven. Tja, dan moet het hoge woord eruit. Nu moeten ze hun eerzuchtige verlangen blootleggen. Nu zal duidelijk worden wat er in hun hart leeft. Nu zal worden aangetoond wat hun doel was om Jezus te volgen. Wat verraad hun vraag eigenlijk?
Een tekort aan…
Wanneer hun vraag overeen zou komen met de principes van Gods Koninkrijk zou Jezus Zich hierin volledig hebben herkent. Maar nu Hij weet wat hun verlangen is om naast Jezus te zitten wanneer Jezus Rijk verwezenlijkt zal zijn, nu moet er iets grondig gecorrigeerd worden. VERS 37. Want hun vraag verraad dat ze bezorgd waren om hun eigen positie. Ze beschouwden zichzelf als de meeste van de Discipelen. Daarom eisten ze de meest eervolle plaatsen op voor zichzelf. Hoe zelfzuchtig kan een mens zijn? Hun visie op Gods Rijk werd gevoed door menselijke inzichten. Ze gingen ervan uit dat Jezus Israël zou bevrijden van de vijand. Maar Het koninkrijk van God is niet een politiek of militair georganiseerd volk. Het zal niet wonen in paleizen, maar in de harten van Gods kinderen. En hier komt hun tekort aan inzicht om de hoek kijken.
De menselijke zelfzucht wil ge-diend worden, maar echte liefde dient. Wie naar Jezus kijkt zal ontdekken dat Zijn liefde te allen tijde een dienende liefde was. Om ons te kunnen dienen vernederde Hij zich en kwam naar ons toe. Zijn leven was een groot dienstbetoon. Dit was noodzakelijk omdat wij in een permanente staat van zonde leefden. Hij alleen kon dit doorbreken door voor ons aan het kruis de prijs voor de zonde te betalen. Op aarde heeft Jezus de macht niet opgeëist, een aardse koning zou dit wel gedaan hebben. De Bijbel laat ons zien dat:
“Hij heeft zijn grootheid opgegeven door de gestalte van een slaaf te aanvaarden en aan mensen gelijk te worden” FILIPPENZEN 2:7 GNB.
Wat roept dit in ons op? Welke inzet laten wij zien die beantwoordt aan het dienen van Jezus? Hoeveel indruk maakt Zijn offer op ons? En hoeveel indruk had dit feit op de Discipelen gemaakt? Blijkbaar niet zo veel. Jezus sprak met hen over zijn sterven en in hun gedachten waren ze bezig met heel andere dingen. Ze wilden zichzelf verzekeren van de beste plaats in het Rijk van God. Zijn wij anders? Waar gaat ons verlangen naar uit? Willen wij heersen of dienen? Willen wij ontvangen of geven? Ik hoop dat je hier eens even over na wilt denken. Het kan je leven totaal veranderen. Mijn verlangen is dan ook dat je op Hem gaat lijken, dat je verlangt dat er een ‘dienstknecht’ in je geboren zal worden.
Het griekse woord diakonos betekent ‘dienen’. Van dat evangelie, zegt Paulus: “ben ik een dienaar geworden door de gave van Gods genade, die ik ontvangen heb door zijn kracht die in mij werkt” EFEZIËRS 3:7. Paulus richtte zich op de ander. Zijn dienstbaarheid was onbaatzuchtig. Hierdoor kon hij zich op een doeltreffende manier inzetten voor dienst aan God. Bij Paulus zien we dan ook een natuurlijke overtuiging en een liefdevolle toewijding in zijn dienst aan de ander. Je kunt van iemand hoog opgeven, maar let op deze les:
“Wat is Apollos eigenlijk? En wat is Paulus? Zij zijn niet meer dan dienaren die u tot geloof hebben gebracht, beiden op de wijze die de Heer hun heeft geschonken” 1 KORINTIËRS 3:5.
Het gaat hier niet om mensen, maar om hun inzet, hun dienstbaarheid, we zijn niet meer dan dienaren zegt Paulus. Dat hier een groot gebrek aan is wordt door Jezus duidelijk gemaakt wanneer Hij zegt: “Hef uw ogen op en aanschouw de landen, want zij zijn wit om te oogsten” JOHANNES 4:35 PALM VERT. Hieruit kunnen we heel goed begrijpen dat er een enorme zendingsdrang was bij de Apostelen. Dat er mensen tot bekering kwamen was niet een menselijke verdienste, zegt Paulus.
“Dit alles is het werk van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de verkondiging daarover toevertrouwd. Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen” 2 KORINTIËRS 5:18-19.
Met welke gaven de Apostelen, leraren, herders of evangelisten ook dienstbaar waren ze hadden allemaal hetzelfde doel.De heiligen toe rusten tot dienstbetoon om zo de kerk in eenheid van het geloof op te bouwen. Zie EFEZIËRS 4:1-13. De mensen moesten gaan begrijpen dat ze geen slaven meer waren van de zonde. Door het aanvaarden van Jezus als hun verlosser werden ze het eigendom van God.
“Wanneer u zich als slaaf in iemands dienst stelt, weet u toch dat u hem moet gehoorzamen? Wanneer u de zonde dient, leidt dat tot de dood; wanneer u God gehoorzaamt, leidt dat tot vrijspraak. Maar God zij gedankt: u was slaven van de zonde, maar nu gehoorzaamt u van ganser harte de leer waaraan u zich hebt toevertrouwd, en bevrijd van de zonde hebt u zich in dienst gesteld van de gerechtigheid” ROMEINEN 6:16-17.
Kinderen van God zijn het eigendom van Jezus Christus. We zijn vrijgekocht met het bloed van Lam, Jezus Christus. Zie 1 PETRUS 1:18-19. 1 KORINTIËRS 6:20. Wij hebben nu een nieuwe eigenaar, als ik het zo mag zeggen. Alles wat ik bezit mijn tijd, talenten, geld en eigendommen, zijn nu van de nieuwe Eigenaar. Hij wil dat ik dit alles ga inzetten om Zijn liefde te verkondigen. Het motief om dit te doen laat Jezus Zelf zien in de voetwassing.
“Jullie zeggen altijd meester en Heer tegen mij, en terecht, want dat ben ik ook. Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen. Waarachtig, ik verzeker jullie, een slaaf is niet meer dan zijn meester, en een afgezant niet meer dan wie hem zendt. Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt” JOHANNES 13:13-17.
Hiermee geeft Hij ons een motief voor onze dienstbaarheid aan anderen. Met dit voorbeeld mogen we heel creatief omgaan. Die ander de voeten wassen betekent dat je die ander wilt dienen, ongeacht zijn of haar afkomst. Hierin staan we dus niet boven onze Grote Opdrachtgever, Jezus. En dan lezen we nog iets heel opmerkelijks.
“Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt”.
De Discipelen zagen Jezus als degene die hen de beste plaats kon geven. En daarmee lieten ze zien dat ze er niets van begrepen en er niet naar konden handelen. Hun eigen positie wilden ze veilig stellen ‘voort wat hoort wat’, zo moeten ze gedacht hebben. Ze wilden geen vage toezeggingen ze wilden de zekerheid en garantie, dat gedane diensten beloond zouden worden. Maar kon dit verlangen hen gelukkig maken? Paste het wel in Gods doel met hun leven? Het gaat er niet om wie de beste plaats krijgt in Gods Rijk. Maar om wie bereidt is zijn of haar leven te delen met anderen in de geest van de voetwassing. Dan zul je gelukkig zijn en het begrijpen omdat je er naar handelt, zegt Jezus.
Natuurlijk worden al Gods kinderen beloond maar dat mag nooit het belangrijkste motief zijn om Jezus te volgen. Want de dienaar staat niet boven zijn Heer. De vraag is niet, ‘hoeveel kunnen we krijgen, maar hoeveel kunnen we geven’. Heeft Hij het voor het zeggen in ons hart? Misschien woont Hij daar, maar heeft Hij er ook de leiding?
Hoe verder…
Hoe ging Jezus om met hun vraag, gaf Hij hun ervan langs? Bekritiseerde Hij hen? Waar wij op dergelijke dingen vanuit ons mens zijn reageren, benaderde Jezus dit heel anders. Hij gebruikt hun vraag als opstap om hen te laten nadenken over hun eigen toekomst. En zonder hen belachelijk te maken richt Jezus hun gedachten op een andere vraag. Hij maakt duidelijk dat ze niet goed hebben nagedacht over wat ze vragen. Want om te zitten naast Jezus daar hangt wel een prijskaartje aan vast. Dat kost meer dan je denkt, en daar legt Jezus de nadruk op.
“Jullie weten niet wat jevraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik moetdrinken of de doop ondergaan die ik moet ondergaan” VERS 38.
In de eerste plaats is dit een niet zo voor de hand liggend antwoord. Jezus maakt hier gebruik van twee beelden uit het Oude Testament. Bij het eten werd de beker altijd door de vader uitgedeeld en kreeg ieder zijn deel. Ook is de drinkbeker vaak een beeld van het lijden en het oordeel.
“Word wakker, word wakker, Jeruzalem, sta op! De HEER heeft je laten drinken uit de beker van zijn toorn; je hebt uit die kelk gedronken, de beker die je zo heeft bedwelmd tot de bodem leeggedronken. (…) Dit zegt je God, de HEER, de God die het opneemt voor zijn volk: Ik neem de bedwelmende beker uit je hand, de kelk, de beker van mijn toorn, je hoeft er niet meer uit te drinken” JESAJA 51:17,22.
Over die beker van Gods woede over de zonde heeft Jezus het hier. Het is Zijn ‘lijdensbeker’ die Hij moet leegdrinken. Dat was Jezus’ strijd, begrijpen we nu wanneer Hij zegt: “Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt” MARCUS 14:36. Hij kende de strijd die gestreden moest worden. Nu komen Zijn woorden: “Jullie weten niet wat jevraagt”, in een heel ander licht te staan. Ook de uitdrukking, ‘met de doop gedoopt die Ik moet ondergaan’, wijst Jezus op het lijden. Lijden kan je volkomen ‘overspoelen’. Vgl. Zijn belofte in JESAJA 43:2 NBG. Jezus lijden en het oordeel, gaan dus vooraf aan het aanbreken van Gods Koninkrijk. De beker van Gods oordeel overspoelde Jezus totaal, en moest tot op de bodem leeggedronken worden. Door deze beproeving werd het vooruitzicht op Gods machtige daden zichtbaar.
Kunnen de discipelen het dan zonder lijden? Werd er van hen dan geen offer verwacht? En wij, denken wij dat we ook zomaar zonder een offer te brengen Gods Rijk kunnen binnenstappen? Nee, zeker niet. We zullen net als ieder ander beproevingen ondergaan en gevormd worden naar Gods beeld. Ook bij ons zal er een vernieuwing moeten plaatsvinden, en zal zeker ook de nodige offers kennen. Lees maar wat de gelovigen tegen elkaar zeggen:
“Ze bemoedigden de leerlingen en spoorden hen aan te volharden in het geloof, maar wezen hun erop dat wij pas na veel beproevingen het koninkrijk van God binnen kunnen gaan” HANDELINGEN 14:22.
Het antwoord wat Jakobus en Johannes gaven getuigt naar mijn mening van enig overmoed. Wij kúnnen het, was hun antwoord. Maar hadden ze de kosten wel voldoende berekend? Wisten ze wel met welke prijs ze dit antwoord moesten betalen? Begrijp het goed, Jezus zegt hier niet dat ze de lijdensbeker kúnnen drinken, maar wel dat ze hem zúllen drinken.
“Toen zei Jezus tegen hen: ‘Jullie zullen de beker drinken die ik zal drinken en de doop ondergaan die ik zal ondergaan” VERS 39.
Hun antwoord aan Jezus was niet gebaseerd op kennis maar op emotie. Wanneer ze goed geluisterd hadden dan had hun antwoord waarschijnlijk heel anders geklonken. Maar nu zouden ze de beker drinken en met lijden overspoeld worden. Jezus wijst hen op hun toekomstig lijden, Jacobus stierf als martelaar en Johannes werd later verbannen naar Patmos. Zie HANDELINGEN 12:2 en OPENBARING 1:9. We zeggen zo gemakkelijk dat we willen lijden om Christus’ wil, maar wanneer zich dit aandient dan willen we er wel voor wegvluchten.
Was hun verlangen om hogerop te komen gebaseerd op dienstbetoon? In het koninkrijk van God kom je niet hogerop zonder ‘werkelijke dienst’ aan God. De prijs die Jezus betaalde is ons hier tot voorbeeld. Hij betaalde een prijs die wij nooit konden betalen. Dit Unieke Offer van zelfopoffering ten bate van een verloren wereld, kon niemand anders brengen dan de Zoon van God, Jezus Christus. De fout die de Discipelen maakten, om te denken dat Hij hen ging verlossen van de Romeinse overheersing, kwam voort uit een fout interpreteren van Jezus macht. Jezus’ dood verloste de mens van een heel andere vijand. Wij waren slaven van de zonde en Jezus wil ons verlossen van die slavernij en de eeuwige dood.
Hoewel de betekenis van een lam bij de Joden bekend was, riep Jezus’ komst toch heel andere gevoelens op. Dat Johannes de Doper Jezus ‘Het Lam Gods’ noemde, heeft dan ook veel wakker geroepen bij zijn toehoorders. JOHANNES 1:29. Deze woorden deed hen herinneren aan het wegdragen van de zonde op de Grote verzoendag door de Priesters. LEVITICUS 4:23 en 16:33. Ook zullen er wel Joden zijn geweest die JESAJA 53 herinnerden, waar gesproken wordt over de Knecht des Heren. Voor hen was de verwijzing naar het Lam Gods wel herkenbaar. Maar de overgrote meerderheid begreep niet waar het over ging. Dit werd ook nog eens aangewakkerd door de plaatselijke leiders die dit feit op alle fronten wilden ontkrachten.
Toen Jezus de Discipelen duidelijk maakte dat Hij het Lam Gods was begrepen ze dit geheim nog steeds niet. Hoewel het zitten naast Jezus zeker de beste plaats was, ging het hier niet over. Jezus kon hen die toezegging dus ook niet doen. Ze kregen geen voorkeursbehandeling op basis van trouwe diensten. Wie de beste plaats krijgt, dat is niet een kwestie van vragen, want: “Wie er rechts of links van mij zal zitten, kanik niet bepalen, die plaatsen behoren toe aan henvoor wie ze zijn bestemd” VERS 40.
Hoe dienen…
Hoe de reactie van Jacobus en Johannes was weten we niet, maar wel dat ze behoorlijk op hun kop kregen van de andere Discipelen.
“Toen de andere leerlingen hiervan hoorden, werden ze woedend op Jakobus en Johannes” VERS 41.
Op eigen houtje je positie veilig stellen zonder de anderen er in te betrekken, dat doe je toch niet. En terecht krijgen ze op hun kop. Hoe ze het wisten wordt ons niet verteld, maar we kunnen aannemen dat ze het gesprek kennelijk van een afstand gevolgd hebben. Hun boosheid was dat hun eigen broeders zich boven hun stelden en dit ging ten koste van hun eensgezindheid in Christus. Je kunt je niet verbeteren ten koste van de ander in Gods Rijk.
De ware grootheid bestaat in het dienen van anderen. Later heeft Petrus hier kennelijk diep over nagedacht.
“Ik doe een beroep op de oudsten onder u (…) Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht – niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding. Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld. Dan zult u wanneer de hoogste herder verschijnt de krans van de luister ontvangen, die nooit verwelkt” 1 PETRUS 5:1-4.
Kijk dit is de boodschap die gekend en toegepast moet worden door de volgelingen van Jezus. Maar wat zien wij, we meten de betekenis van onze grootheid af aan onze persoonlijke prestaties. Dat je hiermee in het koninkrijk van God niet hogerop komt is wel duidelijk. Het verlangen om de belangrijkste te zijn is eerder een belemmering dan een goede eigenschap. We zullen hier dan ook mee af moeten rekenen. Want we kunnen lezen: “ wanneer de Hoogste Herder verschijnt dat we dan de krans van Zijn luister ontvangen”. Dat is ‘samen delen’, in de overwinning van Jezus Christus.
Echte grootheid zegt Petrus is zorgen voor de ander zonder aanspraak te maken op winst, eer of een goede naam. Wanneer je God dient draag je kenmerken met je mee die beantwoorden aan Gods karakter. De ereplaats waar Johannes en Jacobus om vroegen had mogelijk te maken met een traditie die bij Joden en christenen gebruikelijk was en werd gegeven aan wijze ouderen. Petrus doet hier geen aanspraak op zijn Apostelschap, maar noemt zichzelf een ‘medeoudste’. Hij vraagt hen om goede herders te zijn voor Gods gemeente. Vgl. JOHANNES 21:15-17. Petrus nam zijn eigen aanstelling als Oudste heel serieus en verwachtte dit ook van zijn medeoudsten. Zijn vereenzelviging met deze oudsten is een goed voorbeeld van krachtig leiderschap, dat het fundament heeft in dienen en niet op macht.
Verder laat Petrus ons zien wat de kenmerken zijn van dienend leiderschap in de gemeente van Jezus Christus.
Ik denk dat we allemaal wel eens leiding aan iets geven, maar deze kenmerken beschermen de leiders en de gemeente tegen machtsmisbruik. Dat is ook de reden dat Jezus de Discipelen bij elkaar roept om hen te waarschuwen voor machtsmisbruik.
“Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken” VERS 42.
Het is algemeen bekend dat de groten der aarde hun macht misbruiken om lagere overheden te kunnen controleren. Zo kent het wereldgebeuren een hiërarchie die aangestuurd wordt door machten van de duisternis. Zie EFEZIËRS 6:12. De wereld, zegt Jezus, wordt geregeerd op basis van macht. En hoe gemakkelijk nemen wij, ook in de kerk, hier niet een stukje van over? Begrijp het goed, niet het principe van macht is fout, maar het misbruik ervan stelt Jezus hier ter discussie. Ook wil Jezus zeggen dat niet de huidige machthebbers deze wereld regeren, achter de schermen mogen we zien dat God uiteindelijk alles in handen heeft. Maar ook op Zijn tijd de totale controle overneemt en voorgoed zal afrekenen met al Zijn vijanden. Zie PSALM 47; 103:19; JESAJA 37:16.
Te weten dat God altijd alles in handen heeft geeft ons rust voor nu en voor de toekomst. Hoe moeilijk onze weg ook zal zijn, Hij is er bij. De belangrijkste plaats is natuurlijk om bij Hem te zijn. Maar welke weg willen wij hiervoor afleggen? Wat mag het ons kosten? Wij zeggen vaak; ‘dat de brutale mens de halve wereld heeft’, maar is het niet veel mooier om te zeggen; ‘dat de gelovigen de hele wereld mogen bezitten’? Wij mogen vrij zijn van die ‘bezitterige geest’ omdat we weten dat we voor eeuwig met Jezus zullen leven. In de wereld geldt de macht van de sterkste, maar in Gods Rijk ben je groot door dienstbetoon.
“Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen” VERS 43.
Je mag best ergens goed en groot in zijn, dat keurt Jezus niet af. Maar wel de manier waarop je dit bereikt hebt, dat wijst Hij af. Want hoe vaak is ons succes verkregen over de rug van iemand anders? Eigenbelang is altijd de voedingsbodem voor machtsmisbruik. Paulus heeft zich enorm ingezet om de gemeente te Korinthe te dienen, maar hij misbruikt zijn positie niet.
“Wij willen niet over uw geloof heersen, maar juist bijdragen aan uw vreugde” 2 KORINTIËRS 1:24.
Later doet Petrus de oproep met een belofte voor de toekomst.
“Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld. Dan zult u wanneer de hoogste herder verschijnt de krans van de luister ontvangen” 1 PETRUS 5:3-4.
Petrus wist maar al te goed welke prijs hij had moeten betalen om de eerste te willen zijn. Zijn trots werd door Jezus gebroken toen hij beweerde Jezus niet te kennen. LUKAS 22:57-62. Later toen Jezus hem in ere herstelde was Petrus een ander mens geworden en kreeg hij een geweldige opdracht. JOHANNES 21:15-19. Was het voor deze mannen eenvoudig om Jezus te volgen? Nee, maar ze waren overtuigd van een betere toekomst. In de brief aan de Hebreeën staat hoe de christenen vervolgd werden, maar wat zegt de briefschrijver?
“Zonder uitzondering hebben deze mensen hun bekendheid aan hun geloof te danken. Toch heeft geen van hen gekregen wat God had beloofd.Hij had met ons iets beters vooren wilde niet dat zij zonder ons de volmaaktheid zouden bereiken” HEBREEËN 11:39-40 GNB.
We begrijpen niet altijd Gods wegen, maar Zijn oplossing is altijd; “iets beters”.
De beste plaats…
Veel mensen leven met de gedachte dat de eerste plaats ook de beste is. En soms is dit ook zo. Vooraan staan bij een optocht of bij sport heeft zijn voordelen. Maar altijd haantje de voorste te zijn wordt je niet altijd in dank afgenomen. De opmerking, ‘ga deze keer maar eens achteraan staan’, is dan al snel de hoofdprijs die je krijgt voor dit gedrag. Doe je dit in religieuze kringen dan kun je deze opmerking krijgen:“Vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten” MATTHEÜS 19:30. Tja, het zal je maar gebeuren, je zou dan dit kunnen zeggen, ‘wat zeur je toch, als ik de laatste was, dan was ik toch ook de eerste?’
Het recht hebben op de beste plaats is iets wat je best mag nastreven. Op zich niet verkeert, lees maar eens goed
“Wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn” VERS 44.
Eigenlijk zouden we dit kunnen lezen: ‘In Gods Rijk kom je door dienstbetoon hogerop’. Maar het verlangen om de eerste of de beste te willen zijn, dat is voor ons een groot struikelblok. Dat verlangen naar hogerop, doet iets met ons. We kunnen dan heel snel onze beheersing verliezen over ons dienstbaar zijn. De eerste willen zijn, zegt Jezus is goed, maar dan moet je wel een voorbeeldfunctie vervullen van een dienaar. Kijk, dit is waar we niet op uit waren. We willen wel het een, maar niet het ander. In mijn werk moest ik wel eens iets doen wat niet zo leuk was. Wanneer ik dan mopperde zei mijn chef, ‘ik weet hoe het voelt, ik heb dit werk ook gedaan’. Op dat moment kon ik niets anders doen wat van mij gevraagd werd. Hij kon boven mij staan op basis van een dienaar zijn. Dit is mij altijd tot voorbeeld geweest.
In dit vers wil Jezus zeggen dat we niet een dienaar van de ongelovigen zijn, maar van de gelovigen. Het ging hier immers over de beste plaats waar Jacobus en Johannes zich van wilden verzekeren. Die competitie strijd gebruikt Jezus om ze een heel belangrijke les te leren.
Hier zien we ten diepste wat dienstbaar zijn inhoud, Jezus stelt Zichzelf hier tot voorbeeld. Hij is niet die Heerser wat de Discipelen dachten, maar de Dienaar en daar hadden ze geen rekening mee gehouden. Een Zoon van God die kwam om als slaaf te dienen, daar moet je wel even over nadenken. In alle andere godsdiensten is dit ondenkbaar, want een god in hun ogen kan nooit een slaaf zijn. Hiermee zou hij zijn godheid verloochenen, en niet gediend worden door mensen. Maar de Godheid die ons Jezus Christus bracht als Verlosser kwam om ons te dienen. Paulus weet dit zo treffend te verwoorden in FILIPPENZEN 2:6-8. Jezus heeft het ‘aan God gelijk zijn’, vrijwillig afgelegd. Hij stierf aan de mensen gelijk maar dan zonder zonde.
Voor het beste van God moet je nooit wedijveren maar dienstbaar zijn.
“Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen” VERS 45.
“Christus heeft geen zonde gekend, maar om ons heeft God op hem de zondelast gelegd, om ons door onze eenheid met Christus rechtvaardig te maken” 2 KORINTIËRS 5:21 GNB. zie ook 1 TIMOTHEÜS 2:5-6.
Titus heeft dit heel goed begrepen wanneer hij ons dit schrijft: “Hij heeft zijn leven voor ons gegeven om ons:
De overgave van Jezus kwam velen ten goede, dat voorbeeld verdient navolging.Ook wij mogen ons inzetten om Die verlossing aan velen te brengen. Lees deze verzen er maar eens op na 1 PETRUS 2:21-25.
Jezus sprak met Zijn volgelingen over lijden, dood en opstanding. Maar welke indruk maakte dit op Jacobus en Johannes, en wat doet dit met ons? Blijkbaar niet zo heel veel. Jezus maakte duidelijk dat Hij ging sterven om hun te kunnen redden, en zij denken aan de beste plaats. Zij dachten aan zichzelf, maar Jezus dacht aan ons. Hun gedachten gingen uit om te heersen, maar Jezus dacht aan dienstbaarheid ten gunste ons.
Tot slot…
Het leven zal er niet eenvoudiger op worden. De woede onder de volken zal toenemen. Er zullen veel vijanden zijn die ons het volgen van Jezus onmogelijk zullen maken. Er zal vrees onder de christenen gezaaid worden. Ook Nehemia (6:10-19) had hier last van bij de Tempelbouw.
“Omdat ze beseften dat dit werk door onze God totstand was gebracht”.
Maar Nehemia liet zich niet van de wijs brengen, omdat hij geen huurling was. Vgl. JOHANNES 10:11-15 en SPREUKEN 28:1. Hij vluchtte niet weg, hij verbleef voor ‘die tijd’ op de ‘beste plaats’. Zo verheerlijkte hij God. Een volgeling van Jezus zal zijn plaats weten in te nemen en slaat niet op de vlucht als het moeilijk wordt. Jezus werd ook onder druk gezet om Zijn koers maar te wijzigen maar Hij weigerde dit. Zie LUKAS 13:31-33. En vele anderen hebben dit ook gedaan, hoewel ze wisten wat hun kon overkomen.
“De volken raasden in woede, maar nu laat u uw woede razen. De tijd is gekomen om een oordeel te vellen over de doden; en om uw dienaren, de profeten, te belonen, evenals de heiligen en degenen die, jong en oud, ontzag hebben voor uw naam; en ook om hen die de aarde vernietigen nu zelf te vernietigen” OPENBARING 11:18.
Dienstbaarheid aan Jezus, is de beste plaats in dit leven, en hierdoor zijn we verzekerd van de beste plaats in het toekomstige leven.