In Handelingen lezen we dat de discipelen moesten wachten op de vervulling met de heilige Geest, maar in gedachten liepen ze al vooruit in Gods heilsplan. Zij dachten aan een aards koninkrijk. Jezus ontkent hun vraag dan ook niet, gelukkig zal er straks een andere tijd aanbreken. Dan mogen we met Jezus regeren, samen met al de heiligen. Deze heerschappij zal haar volledigheid vinden, als Jezus terugkomt op aarde. Daarom zegt Hij ook tegen Zijn discipelen: “Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden.”
Onderwerp: Een nieuwe start (Over het doel van Pinksteren)
Inhoud:
Inleiding
Lezen: HANDELINGEN1:1-14.
De discipelen krijgen geen antwoord op de vraag: wanneer dat nieuwe rijk aanbreekt. Hier moeten ze leren hun vragen in te leveren en dat is voor de mens een moeilijke zaak. Eigenlijk leren ze hier wat het betekent om jezelf te verliezen. Natuurlijk mochten ze verlangen naar betere tijden, dat doen wij ook. Maar ze moesten inzien dat God het op Zijn manier doet, dat Zijn gedachten anders zijn. dat Hij veranderde mensen wil gebruiken voor het verspreiden van het Goede nieuws. Lees maak wat Ezechiël ons hier over schrijft:
“Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven” EZECHIËL 36:26.
Kerngedachte:
“Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht” 1 PETRUS 2:9.
Christelijke feestdagen
Wanneer we over de christelijke feestdagen nadenken, dan springen er wat sfeer betreft Kerst, maar ook Pasen, boven de anderen uit. Zolang we feest kunnen koppelen aan sfeer, cadeaus, licht, eten en drinken, dan kan de mens zich daar wel in vinden. En op zijn ‘paasbest gaan’ zullen velen geen moeite mee hebben. Ook ons Paas-ontbijt probeert daaraan een steentje aan bij te dragen. Maar het is natuurlijk pas echt feest als je kunt zeggen: ‘de Heer is waarlijk opgestaan’.
Goede Vrijdag en Hemelvaartsdag ligt voor veel mensen anders. Maar met Pinksteren komt de feestvierende gemeente weer uit de stoel en reizen we bijna massaal naar de camping, naar familie of een pinksterconferentie. Toch zijn al deze feestdagen van groot belang voor de gemeente van Jezus Christus.
Waar bij het ene feest de nadruk op ‘sfeer’ ligt, komt bij het andere de ‘ernst’ wat meer om de hoek kijken. En daar wil ik graag bij stilstaan. Eigenlijk zouden we als voorbereiding op het pinksterfeest tijd vrij moeten maken om ons voor te bereiden. Om samen een tijd te hebben van wat het betekent om te ‘ontvangen’ van boven. Om tijd te hebben jezelf voor te bereiden om te ontvangen wat God geven wil. Misschien groeit dat verlangen als we nu even stilstaan met een open hart.
Wachten op God
Als we ons eens verplaatsen in de situatie van de Discipelen, uit Handelingen, dan leven we nu tussen belofte en vervulling.
Wachten is een woord waar we vandaag de dag veel moeite mee hebben. Alles moet snel en dat bewerkt ongemerkt een stuk ongeduld en stress in ons dagelijks bestaan. Als iets niet snel genoeg gaat, raken we geprikkeld en worden soms heel boos. Is dat een probleem van deze tijd? Ik denk het niet. Door alle eeuwen heen hebben mensen moeten leren om te wachten. Wachten op:
Het wachten is zo belangrijk dat God er een zaligspreking aan verbind wanneer Hij zegt: “Welzalig allen die op Hem wachten” JESAJA 30:18 NBG. Het kunnen wachten is een gevolg van hoop hebben op God. Jesaja zegt: “Ik stel mijn vertrouwen in de HEER, (…) ik heb mijn hoop op hem gevestigd” JESAJA 8:17. Wat was Jesaja’s hoop? Gods beloften! Wie zich daarop richt kan wachten en geduldig zijn omdat er vertrouwen en zekerheid in het hart aanwezig is.
Vertrouwen op God geeft kracht om te wachten. Om dit te begrijpen is het goed om te zien wat Jesaja verder zegt: “In rust en inkeer ligt jullie redding, in geduld en vertrouwen ligt jullie kracht” JESAJA 30:15. Verlossing komt door ‘inkeer en rust’. En waar haalt Jesaja dit vandaan? Door ‘geduld en vertrouwen te hebben’. Wie op God vertrouwd kan wachten, wachten in de overtuiging dat Hij omstandigheden kan veranderen.
Ons wachten wordt vaak bemoeilijkt door het feit dat we zo nieuwsgierig zijn. We willen graag alles weten, overal van op de hoogte zijn. Ook de Discipelen konden hun nieuwsgierigheid niet bedwingen. Wat was die belofte van de Vader, waar doelde Jezus op? Daarom stelden ze Hem de vraag: “Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen” HANDELINGEN 1:6. Zij hadden al lange tijd gehoopt dat Jezus dat zou doen, dat Hij hen zou verlossen van hun Romeinse onderdrukkers.
Waarom zij dit dachten? Wel, zij hadden inmiddels ook wel begrepen dat Jezus klaar was met Zijn werk op aarde. Hij had dit al verschillende keren aan hen uitgelegd. En nu Jezus was gestorven, opgestaan uit de dood en aan hen was verschenen, zal het wel gebeuren. Nu zal Jezus het Koningschap wel herstellen.
Maar Jezus had een andere boodschap. ‘Ga terug naar Jeruzalem en wacht daar!’
Zij moesten wachten… wachten op de belofte van de Vader.
Kijk, dat begrepen ze niet zo goed. Waarom nu wachten? De tijd was nu toch wel rijp dat Jezus Koning zou worden op aarde? Die belofte van de Vader zagen zij als een aankondiging van de nieuwe tijd die gestalte kreeg in het Koningschap van Jezus over Israël. Zij dachten aan het herstel van de nationale onafhankelijkheid onder leiding van Jezus, de Koning.
De weg van de opdracht
Hun verlangen ging uit naar dat aardse koninkrijk. Maar Jezus wilde hen leren om te wachten op het zichtbaar worden van het geestelijke koninkrijk. Een koninkrijk wat niet zichtbaar wordt door mooie kerken of goed georganiseerde samenkomsten. Maar een koninkrijk waarvan Jezus zegt dat dit zichtbaar is geworden door het leven van Hem zelf. Vgl. LUCAS 17:21 NBG. Sterker nog, het heeft de Vader behaagd ons dat Koninkrijk te geven. Zie LUCAS12:32. Door met Jezus te leven krijgen we zicht op een ‘ander’ koninkrijk.
Jezus leert ons dat het koninkrijk Gods geboren wordt door het herstel van de mens met zijn Schepper. Door het geloof woont dat Koninkrijk in ons! Eigenlijk zegt Jezus: ‘Beste discipelen, begrijp nou eens dat Ik geen Rijk wil van aardse orde en geweld. Ik wil een Rijk waar Mijn Geest werkzaam is. Een rijk dat;
“Niet door eigen kracht of macht zal slagen (…) maar met de hulp van mijn geest” ZACHARIA 4:6.
Een Rijk waar de mensen herstel van geest, ziel en lichaam kunnen vinden in hun relatie met de Vader. Dat was het doel van Zijn komst op aarde. Hij kwam om te herstellen, om op te eisen wat de satan door leugens in zijn bezit had gekregen.
De Discipelen moesten leren om te wachten, maar zij liepen vooruit op Gods heilsplan. Natuurlijk komt er een herstel van Gods Rijk op deze aarde. Jezus ontkent hun vraag dan ook niet, dank God, want er zal straks een andere tijd aanbreken. Dan mogen we met Jezus regeren, samen met al de heiligen. Deze heerschappij zal pas beginnen als Jezus terugkomt op aarde. Daarom zegt Hij ook tegen Zijn discipelen:
“Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden” HANDELINGEN 1:7.
Zij krijgen dus geen antwoord op de vraag: wanneer? Eerst moeten ze leren om hun vragen in te leveren. Dat is voor de mens moeilijk, om afstand te nemen waar wij naar verlangen. Eigenlijk leren ze hier wat het betekent om jezelf te verliezen, je toe te vertrouwen aan God! Natuurlijk mochten zij verlangen naar betere tijden, dat doen wij ook. Maar ze moesten ook gaan begrijpen dat God het op Zijn manier doet. Jesaja zegt dat:
“Gods plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijn wegen – spreekt de HEER” JESAJA 55:8.
Om dat Koninkrijk te ontvangen moesten zij een andere weg gaan, namelijk: ‘de weg van de opdracht.’ Daarom wordt hun vraag ook beantwoord met een opdracht! En juist in die opdracht ligt de vervulling van hun verlangen naar dat andere Koninkrijk.
Kracht voor de grote opdracht
Kijk zo is God, ons verlangen, onze gebeden vervult Hij meestal door onszelf heen. Wij zijn dat kanaal waardoor God Zich openbaart, waardoor dat nieuwe Rijk zichtbaar wordt. Daarom zegt Jezus ook:
“Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde” HANDELINGEN 1:8.
Kracht ontvangen, ja, dat hadden ze wel nodig bij een dergelijke opdracht.
Maar voor ze daarover weer allerlei vragen konden stellen aan Jezus, was Hij al op weg naar Zijn Vader. En daar staan ze dan omhoog te kijken of Jezus terug zou komen, om alsnog… Nee, nú moesten zij het doen!
Ik weet niet hoelang ze daar gestaan hebben met verbijstering en ontzag te kijken naar de wolken. Ik denk dat op een dergelijk moment de wereld stilstaat, dat je niet goed weet wat je overkomt. En elke Discipel zal zo wel zijn eigen gedachten hebben gehad. Natuurlijk, want dit hadden ze nog nooit beleefd. Stel je voor zeg, zo maar hup, naar boven de hemel in, wat geweldig. Maar ook zo onbegrijpelijk. Ze moeten zich totaal desolaat hebben gevoeld.
Maar lang konden ze daar niet over na denken. Het waren engelen die hun terug riepen tot de werkelijkheid. Welke werkelijkheid? “Wachten op de belofte!” De discipelen moesten leren om zich uit te strekken naar de komst van de heilige Geest. Om kracht te ontvangen voor de grote opdracht.
Een nieuw hart een nieuw geest
Zij mochten pas op weg gaan als de belofte van kracht vervuld was. Die belofte vinden we al in het Oude Testament. Dat God van Zijn Geest zal uitstorten op al wat leeft. Zie JOËL 2:28-29. Dat Hij de mens een nieuw hart zal geven. Ezechiël profeteert dit al:
“Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven” EZECHIËL 36:26.
Heeft de mens dan een ander, een nieuw hart nodig? Wie zichzelf kent zal dit volmondig beamen met ja! Paulus herinnert de gelovigen aan wat God gedaan heeft in hun leven wanneer hij zegt:
“U bent zelf een brief van Christus, door ons opgesteld, niet met inkt geschreven maar met de Geest van de levende God, niet in stenen platen gegrift maar in het hart van mensen” 2 CORINTHIËRS 3:3.
Door de zonde heeft de mens een hart van steen gekregen. Eigenlijk een ongevoelig hart voor God en voor elkaar gekregen. We moeten weten dat sinds de zondeval alles is misgegaan.
We weten uit GENESIS 2:7 dat de mens door ‘de levensadem van God een levend wezen werd’.
Eigenlijk kunnen we dit zeggen:
God ‘beademde’ de mens en daardoor ging de mens in relatie met God leven. Het woord ‘adem’ Ruach (O.T.) en Pneuma, (N.T.) betekent: ‘Geest, wind of adem.” Bij het formeren van de mens ontving die mens de Geest van God en daardoor werden zij levende wezens. Nu konden zij voor God leven, voor Hem bestaan. Door die Geest leefden zij in relatie met hun Schepper, waren zij voor Hem ontvankelijk.
Dat zien we zo mooi in het feit dat het Gods gewoonte was om de mens op te zoeken in de avondkoelte. Zie GENESIS 3:8. Daar sprak Hij met hen en samen wandelden ze dan door de tuin van God. Dat moet een geweldige tijd zijn geweest voor Adam en Eva.
Maar, op die bewuste avond, waren Adam en Eva er niet. Zij hadden zich verstopt voor God. En God begon te roepen: ‘Adam, Eva, waar zijn jullie? Waar zijn jullie?’
Horen we Gods verlangen naar relatie: ‘Mens waar ben je, Ik verlang naar je!’
Maar wat jammer... Omdat de zonde in het hart van de mens was doorgedrongen is de Geest Gods uit het hart van de mens geweken. En de mens was bang voor God, bang voor het oordeel. Daardoor ging de mens zich vijandig tegenover God en zijn medemens gedragen. Vgl. GENESIS 4:7. Als Gods Geest van de mens wijkt heeft dat tot gevolg, dat er een scheiding ontstaat tussen God en de mens. Jesaja zegt hierover:
“Jullie wangedrag is het dat jullie en je God uit elkaar heeft gedreven; door jullie zonden houdt hij zich verborgen en wil hij je niet meer horen” JESAJA 59:2.
De mens kan pas echt leven, als hij in relatie met zijn Schepper leeft! Zo heeft God het altijd gewild, dat was Gods plan. Het meest pijnlijke van de zondeval is dat de mens moet ervaren dat hij gescheiden leeft van zijn Schepper. Een scheiding tussen vlees en Geest. En die twee staan nu lijnrecht tegenover elkaar, en voortdurend met elkaar in strijd. Vgl. GALATEN 5:16-17.
Alle geestelijke verbindingen tussen God en de mens waren verbroken. De menselijke geest krijgt geen Goddelijke informatie meer. En daardoor ontstaat er een grote leegte in het menselijke bestaan. Een leegte die alleen maar gevuld kan worden door Gods Geest. Vgl. ROMEINEN 5:1-7.
Hoe manifesteert die leegte zich in de mens?
Wel, als Adam en Eva tot zonde zijn gekomen, zien we dat hun karakters veranderd zijn. Ze zijn niet langer meer Gods beeld op aarde. Ze laten nu een ander beeld zien, het beeld van de zonde.
Als we het geslachtsregister van Adam bekijken dan zien we dat de dood de boventoon voert. Natuurlijk, en gelukkig maar, zijn er nog wel lichtpuntjes. Al woont de Geest van God niet meer in de mens, toch blijft God bij de mensen. Daarom sluit God een verbond met de mensen om hen te leren naar Hem te luisteren. Door dat verbond kan God de mens opnieuw bereiken om hen te leiden. God gaat opnieuw een verbintenis aan met de mens. We zien dat de Geest Gods sommige mensen op een bijzondere manier gaat leiden.
Enkele voorbeelden.
Denk aan Simson die een begin mocht maken met Gods verlossing aan Israël. De Geest Gods leidde hem. Jammer dat Simson het niet volhield, we zien dan ook dat de Geest des Heren van hem week. Zie RICHTEREN 13:25; 16:20.
Ook koning Saul gaat de fout in wanneer hij niet kan wachten op Samuël die hem moest zegenen voor de strijd tegen de Filistijnen. We zien dat ook bij Saul de Geest van God week en er kwam een boze geest in Saul die hem angstig maakte. Zie 1 SAMUËL 16:14.
Telkens zien we dat door de ongehoorzaamheid van de mens de Geest des Heren zich terugtrekt.
Een heel treffend voorbeeld vinden we in PSALM 51.
Als David tot zonde komt met Bathseba heeft hij Gods woord overtreden. Het resultaat hiervan voelt hij in zijn hele wezen. Hij ervaart die zonde als:
David voelt zich gescheiden van God. Vgl. JESAJA 59:1. En hij weet wat dat betekent, daarom zegt hij ook tegen God:
Gelukkig heeft God met David een verbond gesloten wat eeuwigheidswaarde had. Het is dan ook op basis van dit verbond dat God hem zijn zonden vergeeft en dat de heilige Geest niet van hem wijkt.
En dit is dan ook een prachtig voorbeeld van wat er later zal gebeuren, wanneer God in Jezus, Zijn Zoon een ander verbond sluit. Het verbond van de belofte van de Vader. Een verbond van ‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw’. Vgl. OPENBARING 21:5. Te beginnen aan de binnenkant van de mens, ‘een nieuw hart’.
Dat is Gods plan altijd al geweest. Dat kunnen we al zien in Genesis, waar Hij de mens de opdracht gaf om over de aarde te heersen. Dat kon de mens niet uit eigen kracht, dat kon alleen maar door de Geest des Heren. En zonder die Geest zien we die schepping in verval raken. Wanneer de mens het moet doen zonder de Geest van God gaat er veel mis. Paulus legt dit heel duidelijk uit als hij schrijft: “Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt” ROMEINEN 8:22. De schepping zucht en is in barensnood. En zonder Gods Geest in ons leven ervaren wij hetzelfde.
Nieuwe plannen nieuwe kansen
Het ging fout! Maar God had Zijn plan. God beloofde dat Hij een nieuwe start zou maken en de mens een nieuwe kans zou geven. Hij zou een nieuw verbond met de mens sluiten. En daar gaf God Zijn zoon voor die voor ons de prijs betaalde. Dat was Gods antwoord op het falen van de mens van u en mij.
Het zou de aller grootste ‘harttransplantatie’ worden uit de geschiedenis. God gaat het hart vernieuwen. Het hart van steen gaat Hij veranderen in een hart van vlees, waar Zijn bloed weer door kan stromen, waar Zijn reiniging ons hart schoonwast en het ontvankelijk maakt voor Hem. Vgl. EZECHIËL 36:26 en 2 CORINTHIËRS 3:3. God geeft de mens een nieuw hart dat:
Dat is geen renovatie, geen oplapperij van de mens, maar volledige nieuwbouw.
Door de verzoening met het bloed van Jezus Christus krijgen wij een nieuw hart. Een hart waar de heilige Geest woont. Vgl. 1 CORINTHIËRS 3:16; 6:19-20; ROMEINEN 8:11; 2 CORINTHIËRS 6:16. Het is de heilige Geest die in de gelovige mens komt wonen om het heilswerk van Jezus volkomen tot zijn recht te laten komen.
Als Jezus daar met zijn Discipelen over spreekt, zegt Hij:
“de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven” JOHANNES 14:17.
Hem kennen... bij u zijn... in u zijn... dat is dat nieuwe wat God heeft beloofd.
Hij laat ons niet aan ons lot over. God heeft geen weeskinderen. Hij heeft kinderen die door Hem gekend worden, die Hij laat delen in Zijn volheid, de volheid van Zijn Geest. De gemeente van Jezus Christus ontvangt de heilige Geest aan de binnenkant. Zo vormt de gemeente van Jezus het, ‘kloppende hart’ van God de Vader op aarde.
De Adem van God
Ik denk dat het goed is om te beseffen dat het ontvangen van de heilige Geest, geen privé aangelegenheid is. Het is er niet voor de enkeling, al zou je het soms wel denken. Nee, het geldt voor alle gelovigen, want allen werden vervuld met de heilige Geest, zegt HANDELINGEN 2:4.
En zo gaat dat kloppende hart van God nieuw leven brengen. Er ontstaat een koninkrijk van redding en herstel. Het is de heilige Geest die in en door de gemeente laat zien dat Jezus Heer is. De heilige Geest zal ons leren en alles te binnen brengen wat Jezus gezegd heeft. Zie JOHANNES 14:26.
Ik denk, als de heilige Geest ‘de adem van God’ is, dan kunnen we daar niet zonder. Hoe zouden we anders kunnen leven? We zouden omkomen vanwege geestelijke ademnood! Gelukkig dat God dit voorzien heeft. En zo mogen wij de ‘Adem van God’ uitademen en een geur van Christus zijn. Vgl. 2 CORINTHIËRS 2:15.
De Discipelen moesten wachten op die adem, die Ruach van God. Begrijpen we nu ook dat Jezus op zijn Discipelen blies en zei: “ontvang de heilige Geest” JOHANNES 20:22. Zij hadden de Adem van God nodig om Zijn werk voort te kunnen zetten.
Daarom bleven zij eendrachtig volharden in gebed. Zij waren van gelijke begeerte. Zij hadden begrepen dat ze het samen moesten doen. Daarom gingen ze ook samen op de knieën en ontvingen ze samen de heilige Geest.
God voorzag in hen, maar ook in onze, geestelijke ademnood. God gebruikte hen om een nieuwe start te maken in Zijn heilsplan. Wat is het geweldig dat God ons daar ook in betrekt. Ook wij maken deel uit van Zijn plan.
Daarom heeft God de heilige Geest aan ons gegeven. En zo mogen we het Pinksterfeest vieren om deel te hebben aan het binnenhalen van de oogst, voor God. Want:
“u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht” 1 PETRUS 2:9.
Wat een uitdaging om zijn grote daden te verkondigen!