Stel je het volgende voor: je komt thuis uit de kerk en één van je kinderen is er niet. Je zoekt overal, belt vrienden en familie op en kijkt op de speelplaats enz. Na lang zoeken kom je erachter dat je zoon nog in de kerk zit te praten met de dominee en ouderlingen over de diepere dingen van het leven. Je zou verbaasd staan en het maar raar en ongewoon vinden. Dat doet een kind van twaalf jaar toch niet? Het lijkt mij een rare gewaarwording. En het is dan ook niet zo verwonderlijk dat Jozef en Maria er ook niets van begrepen.
Inhoud:
Inleiding
“En Hij zeide tot hen: Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders? En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak” LUCAS 2:49-50 NBG.
Als we naar het leven van Jezus kijken, dan zien we dat Zijn mogelijkheden onbeperkt waren. Let maar op de vele wonderen en de dingen die Hij leerde etc. Voor ons is het niet zo moeilijk om dat te begrijpen, want Hij is toch de zoon van God? Hij is toch het ‘vlees geworden’ Woord van God? Daar kwam Hij toch voor? Dat was toch Zijn opdracht, Zijn bediening? Logisch dat Zijn mogelijkheden onbeperkt waren, voor Jezus was het ‘de opdracht’ van de Vader. Aan de ene kant is het waar dat Hij alles kon, maar aan de andere kant ook weer niet. Het is zelfs zo sterk dat Jezus niets uit Zichzelf kon doen. Dat zegt Hij ook:
“Waarachtig, ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen, hij kan alleen doen wat hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier (…) Ik kan niets doen uit mijzelf: ik oordeel naar wat ik hoor, en mijn oordeel is rechtvaardig omdat ik mij niet richt op wat ik zelf wil, maar op de wil van hem die mij gezonden heeft” JOHANNES 5:19, 30.
Jezus manifesteerde Zijn onbeperkte mogelijkheden altijd in relatie met Zijn Vader. Hierdoor liet Jezus zich leiden in alles wat Hij deed. Hij handelde nooit uit eigen kracht. Dat kon Hij ook niet want FILIPPENZEN 2:6-7 leert ons dat: “Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens”. Dus in Zijn mogelijkheden was Hij ook afhankelijk van de Vader. Dat leert ons dat Jezus veel tijd besteedde aan persoonlijke omgang met God de Vader, want Hij heeft veel wonderen en tekenen gedaan.
Hier kunnen wij veel van leren. Zijn wij ook niet afhankelijk in al ons doen en laten van God de Vader? Zie JOHANNES 15:5. Hoeveel tijd besteden wij aan bijbellezen, gebed en gemeentelijke activiteiten? Ook voor ons is het belangrijk om steeds weer te kijken naar de Vader om van Hem te leren en te ontvangen. Jezus’ dienstbaarheid kende maar één doel: “Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders”?
Wat houdt het kijken naar de Vader in?
Paulus zegt in dit verband:
“Span je in om voor God te staan als iemand die betrouwbaar is. Zorg dat je je niet voor je werk hoeft te schamen en verkondig regelrecht de waarheid” 2 TIMOTHEÜS 2:15.
We weten dat Paulus heel direct kan zijn in het geven van opdrachten. En de opdracht die Timótheüs krijgt, moet hij dan ook onmiddellijk uitvoeren. In het Grieks staat voor ‘span je in’ het woord: ‘beijver u’ en wel in gebiedende wijs. Het je beijveren – ten dienste van God – is een opdracht met een doel. Het is jezelf ten dienste stellen van iemand anders. Dit wordt nog duidelijker als we lezen:
“Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar stel uzelf in dienst van God. Denk aan uzelf als levenden die uit de dood zijn opgewekt en stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid” ROMEINEN 6:13 zie ook de VERZEN 17-23.
Paulus wil ons duidelijk maken dat het dienen van God, betrouwbaarheid vereist in alle omstandigheden. Het is onze taak om goede arbeiders te zijn die zich niet hoeven te schamen voor Jezus. Vgl. 2 TIMOTHEÜS1:8; 1 JOHANNES 2:28.
Wie is de belangrijkste
Voor veel mensen is dit een heel belangrijke vraag. En velen zijn in hun dagelijkse prestatie erop gebrand om als de beste gezien te worden. Een vergelijkbaar verhaal vinden we ook in de Bijbel, zie MARCUS 10:35-40. De vraag was: ‘wie mag er straks naast Jezus zitten in de hemel?’ Hoe gaat Jezus met deze vraag om? Wat is Zijn reactie? Hij wijst ze niet af, maar zegt wel: “Jullie weten niet wat je vraagt”.
Voor de discipelen was het een oprechte vraag om straks in Zijn Koninkrijk dicht bij Hem te zitten. Maar Jezus gaat niet op dit verlangen in. Hij verschuift dit verlangen naar een belangrijke vraag voor hen. Jezus wil zien wat ze er voor over hebben om naast Hem te mogen zitten. Hij legt de nadruk op hun dienstbaarheid. Hij wil hen testen of ze wel geschikt zijn, of ze wel een leven leiden van overgave aan God, de Vader.
Jezus stelt hen de vraag - en dan citeer ik de vertaling van het Boek: “kunnen jullie de beker drinken of de vreselijke dingen doorstaan, die Ik moet doorstaan”? Het antwoord van de discipelen is voor ons niet zo belangrijk. Veel belangrijker is of wij begrijpen wat de les is van dit verhaal. Want Jezus zegt niet wie er belangrijk genoeg is om straks naast Hem te mogen zitten. Dat bepaalt God, zegt Hij. Maar Hij geeft wel een weg aan om daar te komen. En er is maar één Bijbelse weg naar eer en heerlijkheid en dat is: de onderste weg!
Jezus legt uit wat dit inhoudt: “Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn”. Dat is, de onderste weg, de opdracht met Jezus als hét voorbeeld: “want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen” MARCUS 10:43-45. Bij God is de ‘belangrijkheid’ omgekeerd. Wie de minste wil zijn, is bij Hem de meeste. De les voor ons is: God meet onze belangrijkheid af aan onze dienstbaarheid.
Wat is dienstbaarheid
Vaak denken we, ik wil wel dienen, maar er zijn nog zoveel dingen die ik moet doen. En voordat je het weet heb je jezelf bedolven onder allerlei argumenten om je dienstbaarheid nog even uit te stellen. En wanneer iemand je echt aanspreekt om je wat meer dienstbaar te maken in de kerk, dan gebruik je je aangeboren verdedigingsrecht om ook eens even aan jezelf toe te komen. Want je moet eerst nog even dit en dan eerst nog even dat, enz.
Als je eerlijk bent, weet je ook wel dat je niet helemaal objectief bent naar de ander toe. Ik bedoel niet dat sommige redenen niet goed zijn om met dienen nog even te wachten. Maar het probleem zit in de meeste gevallen in het woordje ‘eerst’. Dat kleine woordje ‘eerst’ is heel belangrijk in het koninkrijk van God! Want als Jezus ons voor de keus stelt wie we zullen dienen, zijn we allemaal geneigd om te zeggen: ja, maar eerst… Welk belang geef je voorrang in je relatie met God?
Er is een verhaal in de Bijbel dat alle ingrediënten bevat van onze excuses, zie LUCAS 9:57-61.
“Terwijl ze hun weg vervolgden, zei iemand tegen hem: ‘Ik zal u volgen waarheen u ook gaat.’ Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’ Tegen een ander zei hij: ‘Volg mij! ’ Maar deze zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’ Jezus zei tegen hem: ‘Laat de doden hun doden begraven, maar ga jij op weg om het koninkrijk van God te verkondigen.’ Weer een ander zei: ‘Ik zal u volgen, Heer, maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten”
Het gaat hier niet in de eerste plaats om het begraven of afscheid nemen. Het gaat hier om het hart wat Jezus aanziet. Jezus zag dat het ‘eerst doen’ van andere dingen boven het volgen van Hem uitging. Vandaar ook Zijn antwoord - en dan citeer ik uit het Boek: “Wie zich laat afhouden van het werk dat Ik hem te doen geef, is niet geschikt voor het Koninkrijk van God” LUCAS 9:62. Dit is wel een heel radicaal antwoord van Jezus. Het impliceert dat de roeping om Hem te volgen belangrijker is dan alle andere dingen in het leven. Jezus wil hier niet zeggen dat het doen van familieverplichtingen niet belangrijk is, maar Hij wil dat de mensen gaan begrijpen dat de verkondiging van het Evangelie prioriteit heeft boven alle menselijk werk.
Wat Jezus doet is een maatstaf aanleggen om iemands inzet voor Gods Koninkrijk te beoordelen. Wie steeds blijft zeggen: ‘eerst dit en dan het andere’, is niet geschikt om Gods werk te doen. Het maakt dat je voor een deel je kwaliteiten ten dienste stelt van Gods gemeente. En hoe vaak gaan hierdoor niet waardevolle gaven en talenten verloren of worden slechts ten dele benut en missen zo hun doel. In Zijn beoordeling over “wie ziet naar wat achter hem ligt is niet geschikt voor Gods Koninkrijk”, wil Jezus ons niet afwijzen, maar helpen om na te denken over de vraag: ‘hoe dienstbaar ben ik?’
Dienstbaarheid is:
Eerst die ander en dan ik ligt opgesloten in het Joodse taalgebruik. Want ‘ik’ is altijd de derde persoon, en niet de eerste persoon. Gods volgorde is dan ook: “Gij zult de Here liefhebben uit geheel uw hart (…) Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf”. MARCUS 12:28-34 NBG. Hoe vaak draaien we het niet om, eerst ‘ik, de ander en dan God?’
Het hart van een dienaar
Dienstbaarheid laat zien uit welk hout je gesneden bent, het laat iets van jezelf je hart je karakter zien. Een goed dienaar zal laten zien:
Toen Jezus door de satan verleid werd om God de rug toe te keren, moest Hij een keuze maken. MATTHÉÜS 4:1-11. En gezien het feit dat Hij aan de mensen gelijk was geworden, (FILIPPENZEN 2) zal er in Zijn binnenste een diepe strijd zijn geweest om Gods opdracht te negeren, want Hij wist wat Hem te wachten stond: de dood. Maar Hij deed het niet, Zijn antwoord was: “Ga weg, satan, want er staat geschreven: Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen” MATTHÉÜS 4:10 NBG. Jezus ging niet in op deze verleiding.
Wat was Zijn kracht? Het woord van God, “er staat geschreven”. Jezus kende de waarheid achter satans leugen. Want door hem te aanbidden zou Hij nooit datgene krijgen, wat satan Hem beloofde. De satan had de feiten verdraaid en dat onderkende Jezus. De echte waarheid was, niet door de satan te aanbidden, maar door de overwinning op Hem zou Jezus Zijn koninkrijk vestigen op aarde. Aan het begin van Jezus’ bediening moest Hij direct al de keuze maken wie Hij dienen wilde. En Hij wist in Zijn hart:
“Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten” MATTHÉÜS 6:24. Zie ook JOZUA 24:15.
Soms kun je dienen zonder een dienstknecht te zijn. Je dient dan:
Je kunt iemand dienen en jezelf toch belangrijker vinden. Maar dan voldoe je niet aan Gods doel in je dienstbaarheid. Want Zijn doel is: God liefhebben boven alles, in alle omstandigheden, en de ander meer dan jezelf! Er zijn een aantal principes waaraan je een dienstknecht kunt herkennen.
Ik zal deze principes nader uitwerken.
Hij is niet gericht op een beloning
Een dienstknecht zal altijd Gods gezagsverhoudingen accepteren. Hij zal zijn plaats als dienstknecht kennen en innemen en niet gericht zijn op een beloning voor de verrichte diensten. Hiermee zeg ik niet dat iemand je niet mag belonen voor je arbeid. Als je fulltime of parttime voor God werkt: “De arbeider is zijn loon waard” 1 TIMOTHEÜS 5:18. Maar als de beloning belangrijker wordt dan het werk, zit er fundamenteel iets goed fout. Je kunt jezelf testen door het volgende verhaal te lezen. Zie LUCAS 17:7-10.
De kern van dit verhaal is: “Wij zijn maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan”. Wie zijn of haar plaats kent binnen de grenzen van Gods koninkrijk, zal zich altijd richten op de plicht om te dienen en niet gericht zijn op de ander die jou zou moeten belonen. Vergeet niet dat je God dient en zal Hij jou iets tekort doen? Zie HEBREEËN 11:6.
Hij staat niet op de voorgrond
Veel mensen vinden zichzelf belangrijk en staan graag op de voorgrond. Dit is niet de houding die bij dienstbaarheid past. Je dienen behoeft in de eerste plaats geen menselijke erkenning. Al je daden hoef je niet te etiketteren. De Bijbel laat ons enkele teksten zien die duidelijk zijn over de houding van een discipel.
“Ik wil iedereen ter wille zijn, in welk opzicht dan ook; ik zoek niet mijn eigen voordeel, maar dat van alle anderen, opdat ze worden gered” 1 CORINTHIËRS 10:33.
“Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf” FILIPPENZEN 2:3.
“want alle anderen jagen alleen hun eigen belangen na in plaats van die van Jezus Christus” FILIPPENZEN 2:21.
“Doe alles wat u zegt of doet in de naam van de Heer Jezus, terwijl u God, de Vader, dankt door hem” KOLOSSENZEN 3:17.
Als God de Vader jou wil bedanken of belonen weet Hij wel hoe en wanneer Hij dit moet doen. Onze opdracht is: “Wat u ook doet, doe het van harte, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen, want u weet dat u van de Heer een erfenis als beloning zult ontvangen – uw meester is Christus” KOLOSSENZEN 3:23-24.
Hij offert zichzelf op
God heeft in Christus alles gegeven wat wij nodig zijn. En wie de betekenis van Jezus’ kruis kent weet hoeveel Hij heeft gegeven. Dienen volgens Gods principe is meer doen dan je moet doen. Wij worden er niet toe gedwongen. De offers vanuit het hart worden altijd vrijwillig gegeven, David zegt:
“Ik zal U met vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE loven, want Hij is goed” PSALM 54:8.
Paulus zegt: “Ik wil graag alles wat ik bezit aan u geven, tot mezelf toe” 2 CORINTHIËRS 12:15a. Is dat niet een volledig wegcijferen van jezelf? En de schrijver van de Hebreeënbrief vult Paulus hierin aan wanneer hij zegt: “En houd de liefdadigheid en de onderlinge solidariteit in ere, want dat zijn offers waarin God behagen schept” HEBREEËN 13:16.
Alles wat iemand geeft in de Naam van God kan een offer genoemd worden. Er zijn verschillende vormen van iets vrijwillig geven. Roerende en onroerende goederen mogen als offers gegeven worden. Maar ook je leven is dienst stellen van God noemt Paulus “Een welgevallig offer en een ware eredienst” ROMEINEN 12:1.
De Bijbel leert ons dat bij ons offeren de hartsgesteldheid – het opofferen van jezelf - belangrijker is dan het offer zelf. Ook in relatie met onze naaste is barmhartigheid belangrijker dan offers. HOSEA 6:6 zegt: “Want liefde wil ik, geen offers; met God vertrouwd zijn is meer waard dan enig offer”. Vgl. ook MATTHÉÜS 9:13; 12:7. Ook Petrus weet wat dienstbaarheid inhoudt. Hij schrijft:
“En laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn” 1 PETRUS 2:5.
Hij is toegewijd
Een mooi voorbeeld van een toegewijd mens vinden we in het volgende verhaal, lees 2 KONINGEN 5:9-14. Dit verhaal geeft goed weer hoe de relatie tussen Naäman en zijn bedienden was. Als ze niet zo begaan waren met hun meester was deze nooit genezen. Hun toewijding is dan ook van cruciaal belang. En Naäman accepteerde dit, hij luisterde naar zijn bedienden. De toewijding van deze bedienden laat ons het volgende zien:
Deze bedienden wisten wat toewijding betekende. En deze toewijding werd door God beloond. Wat een prachtig verhaal. Wat een geweldig voorbeeld!
Het is die toewijding die de mensen om ons heen nodig hebben. Misschien zijn er in je omgeving wel mensen die je kunt dienen. Mensen die moeilijke tijden doormaken zitten dikwijls te wachten op een bemoediging. En dan is het fijn dat jij een ‘toegewijd mens’ kunt zijn om zo de liefde van God te laten zien. Kleine dingen kunnen grote gevolgen hebben. Lees de woorden die Jezus sprak in de gelijkenis van de talenten:
“Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen” MATTHÉÜS 25:21-23.
Wat opvalt is dat Jezus het heeft over hun toewijding. En niet in de eerste plaats over de verdubbeling van de talenten. Let eens op de belofte die Jezus uitspreekt: “Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen” VERS 21.
Niet gericht op eigen belang
Aan het prachtige verhaal over Naäman zit ook een schaduwzijde, namelijk de bediende Gechazi. We hebben gezien dat een dienaar gericht moet zijn op het belang van zijn meester. Maar gericht zijn op het belang van die ander brengt ook een verleiding met zich mee, namelijk om er zelf beter van te worden. Wie het verhaal uit 2 KONINGEN leest zal zien dat de bedienden van Naäman betrouwbaarder waren dan de bediende van Elisa.
“Naäman was nog niet zo lang vertrokken, toen Elisa’s knecht Gechazi bedacht: Mijn meester heeft de Arameeër Naäman voor het hoofd gestoten door het geschenk dat hij voor hem had meegebracht te weigeren. Zo waar de HEER leeft, ik ga hem zo snel mogelijk achterna om iets van hem aan te nemen”.
Gechazi verzint een leugen om zo de geschenken in ontvangst te nemen die zijn meester geweigerd had. Maar het loopt anders af dan Gechazi kon vermoeden: “Waar ben je geweest, Gechazi? ‘Ik? Nergens,’ antwoordde hij. Toen zei Elisa: ‘Dacht je dat het me ontgaan was dat een zeker iemand van zijn wagen is gesprongen en jou tegemoet is gesneld? Is dit de manier om aan zilver te komen, aan kleren, olijfgaarden en wijngaarden, en aan vee en slaven en slavinnen? Moge de huidvraat van Naäman voor eeuwig op jou en je nakomelingen overgaan! ’ Gechazi verliet zijn meester, zijn huid schilferig en wit als sneeuw. VERS 19-27.
Gechazi dacht waarschijnlijk: ‘Wat mijn meester niet wil, dat wil ik wel hebben’. Hij wou beloond worden, terwijl de tijd daarvoor nog niet was aangebroken. De les van dit verhaal is dat Gechazi gericht was op eigen belang en hiermee een vreselijk oordeel over zichzelf en zijn nageslacht afriep. Gechazi kon zijn tijd om beloond te worden niet afwachten. De les voor ons allemaal is dat je jezelf niets kunt toe-eigenen. Daarvoor moet de tijd aanbreken waarvan Jezus zegt:
“Ik kom spoedig, en heb het loon bij me om iedereen te belonen naar zijn daden” OPENBARING 22:12.
Paulus was ook niet uit op eigenbelang in zijn dienstbaarheid. Hij zegt: “Als ik het uit eigen beweging zou doen, zou ik recht op betaling hebben. Maar ik doe het niet uit vrije wil; deze opdracht is mij toevertrouwd. Wat is nu mijn loon? Dat ik het evangelie verkondig zonder er iets voor terug te vragen en dus geen gebruik maak van de rechten die de verkondiging mij geeft” 1 CORINTHIËRS 9:17-18.
Omdat Paulus zichzelf zag als een slaaf van Christus kon hij geen aanspraak maken op beloning. Hij werd er niet toe gedwongen om het Evangelie te verkondigen. Hij deed het zoals Lucas het schrijft: “Wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: “Wij zijn maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan” 17:10.
Hij toont zijn binnenste
Je laat niet zo gemakkelijk je binnenste zien, tenminste de meeste mensen niet. Toch zijn er in de Bijbel mensen te vinden die dat wel hebben gedaan. David is iemand die dit wel deed. Wie een beetje thuis is in de Bijbel, zal David vaak zijn tegengekomen. We kunnen veel van hem leren. Er wordt dan ook wel gezegd dat ‘David een man was naar Gods hart’. Van bijzondere mensen kun je veel leren. Dat is zeker ook bij David het geval. Lees de Psalmen maar, daar kom je veel te weten over wie hij was, maar ook over zijn binnenste.
Bijzondere mensen hebben vaak bijzondere vrienden. Dit zien we ook bij David. In 1 KRONIEKEN 11:10-47 worden er velen genoemd. Drie ervan waren echte helden. Het waren Davids’ beste aanvoerders: Jasobam, Eleazar en Absai. Waarom waren deze mannen zo bijzonder? Wat maakt hen zo anders dan die andere mannen? Het geheim was dat ze hun hele hart aan David hadden gegeven. Zij durfden iets heel speciaals voor David te doen. Ze waren bereid hun leven op te offeren voor David.
“Op een keer, toen hij smachtte van dorst, verzuchtte David: ‘Wie geeft me wat te drinken uit de waterput in de poort van Betlehem?’ De drie baanden zich een weg door het Filistijnse kamp en haalden water uit de put in de poort van Betlehem” VERS 17-18a.
Jasobam, Eleazar en Absai, waagden hun leven om het verlangen van David te vervullen. Dat ze hun leven riskeerden toont aan hoe diep ze aan David waren toegewijd. En David erkende deze toewijding. Het greep hem aan dat deze mensen hun leven voor hem wilden geven. En wat doet David met het water? Drinkt hij het op?
“Maar toen ze ermee bij David kwamen, wilde hij er niet van drinken. Hij goot het uit voor de HEER en zei: ‘God verhoede dat ik hiervan drink. Dat zou zijn alsof ik het bloed van deze mannen dronk. Zij hebben immers hun leven gewaagd om het te halen.’ Hij weigerde dus te drinken” VERS 18b-19.
Wat doet David met hun toewijding, hun offer? Hij giet het water uit als een offer voor de Heer, zijn God. David offerde hun toewijding aan God. Het halen van water lijkt misschien een zinloze actie, maar toch is dat niet zo. Want zij lieten het diepste van hun binnenste aan David zien. En hierdoor werd het hart van David diep geraakt. Hij toont zijn binnenste aan God door aan Hem het water te offeren.
Lees en vergelijk de volgende teksten en ontdek het ‘binnenste van God’ en dat van jezelf.
“Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft” JOHANNES 3:16.
“Wat liefde is, hebben we geleerd van hem die zijn leven voor ons gegeven heeft. Daarom horen ook wij ons leven te geven voor onze broeders en zusters” 1 JOHANNES 3:16.
Als we ons ‘tere zelf’ voor Gods aangezicht neerleggen, zal Hij ons de vreugde doen ervaren over ons dienen.
Belemmeringen voor dienstbaarheid
Er zijn tal van belemmeringen te noemen om niet te dienen. Wie goed nadenkt kan er zo een aantal noemen. Sommigen zijn misschien terecht maar anderen niet, omdat die voortkomen uit een ‘niet toegewijd’ leven aan Jezus. In mijn leven met Jezus heb ik twee belangrijke belemmeringen ontdekt die me tegenhielden om te dienen. De eerste is ‘onzekerheid’ en de tweede is ‘gebrek aan liefde’. Deze onderwerpen zal ik wat nader toelichten.
Onzekerheid
Het leven van Jezus op aarde kenmerkt zich door dienstbaarheid. Er zijn vele voorbeelden te vinden waarin we dit zien. Een sterk voorbeeld vind ik de voetwassing in JOHANNES 13:1-17. Jezus handelde nooit uit onzekerheid. Hij kende Zijn roeping en Zijn taak. Jezus’ dienstbaarheid werd omgeven door zekerheid. Daarom waren Zijn motieven altijd zuiver.
Zijn taak was een dienende taak en daarom kon Hij de minste zijn. Na de voetwassing sprak Hij met zijn discipelen en zei: “Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?’ vroeg hij. ‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen mij, en terecht, want dat ben ik ook. Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen. Waarachtig, ik verzeker jullie: een slaaf is niet meer dan zijn meester, en een afgezant niet meer dan wie hem zendt. Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt” VERS 12b-17.
Jezus roept ons op om met dezelfde motieven als Hij te handelen in dienstbaarheid. Waarom wilde Petrus niet dat Jezus hem de voeten waste? Omdat hij zich (nog) niet kon overgeven aan Jezus, die de minste was. De minste zijn, het is een probleem van veel mensen. En dat is tevens het struikelblok om te dienen. Het maakt ons onzeker en het stuurt ons meestal de verkeerde kant uit.
Onzekerheid veroorzaakt verkeerde motieven:
Onzekerheid kan ook veroorzaken dat we dienen om:
Met welke motieven je ook dient, probeer Jezus centraal te stellen. Hij zal je helpen je onzekerheid te overwinnen. Soms kost het wat van jezelf, maar mag het? Jezus heeft zoveel voor jou gedaan, houd dat voor ogen.
Als onzekerheid je de baas is wil God je helpen, ongeacht je status, je gezondheid of wat dan ook.
Onzekerheid kun je overwinnen door:
Onze onzekerheid wordt mede bepaald door onze relatie met God, de vader. Een slechte relatie veroorzaakt altijd onzekerheid. Probeer dat te overwinnen, ik weet dat je dat kunt!
Gebrek aan liefde
Jezus’ zekerheid kwam voort uit liefde. Ook dat zien we terug in het verhaal over de voetwassing. Hij diende omdat wij zouden begrijpen wat liefde was. Als ons dienen niet voortkomt uit liefde dan mist het haar doel. Paulus zegt: “Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten” 1 CORINTHIËRS 13:3.
Je kunt alles weggeven vanuit je eigen ik. Je kunt alles weggeven, zelfs je lichaam, zonder echte liefde. Het zal geen betekenis hebben want: “had ik de liefde niet, het zou mij niet baten”. Het zou allemaal tevergeefs zijn.
Zeg niet: ‘ik kan niet liefhebben’. Want daarmee zeg je eigenlijk: ‘ik ben te trots om te dienen’. Trots is altijd de oorzaak om niet lief te hebben. Ga maar eens bij jezelf na hoe dit werkt. Dan ontdek je dat trots je vaak in de weg staat om de minste te kunnen zijn.
Als we ontdekken dat we tekort schieten in liefde, in dienstbaarheid, zullen we ons opnieuw moeten bepalen bij Jezus’ offer. Wat betekent dit voor jou persoonlijk? Alleen de betekenis van Zijn offer aan het kruis zal ons helpen om lief te hebben om de minste te kunnen zijn. Alleen bij het kruis gaan we zien waarin we tekort schieten. Bij dat kruis komen we tot het besef hoezeer we de gezindheid van Jezus Christus nodig hebben om echt te kunnen dienen.
“Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis” FILIPPENZEN 2:5-8.
Dienen is doen
“Maak er ernst mede u wel beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid” 2 TIMOTHEÜS 2:15 NBG.
In het verhaal over de voetwassing zegt Jezus duidelijk: “Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen”.
In ons dienen kunnen wij ‘de onbeperkte mogelijkheden’ van de nieuwe mens laten zien. Wat een voorrecht. Wat een opdracht. Wil jij die uitdaging aannemen?