Het overgeven aan de satan en het binden en ontbinden
De inhoud van deze studie is in twee delen opgesplitst.
Inhoud studie 12a:
Een bijzondere conclusie
Dit is niet het makkelijkste onderdeel van deze studie. Want bij het ‘binden en ontbinden’, moeten we écht weten wat we doen. Het is bovendien een ‘bijzondere toepassing’ van gemeente tucht. En die tucht kunnen én mogen we nooit los maken van Gods liefde voor Zijn gemeente. Dit gaat verder dan een paar regels die we elkaar voor kunnen houden. Het besef dat de gemeente een tempel van de heilige Geest is weegt voor mij dan ook heel zwaar. Niemand zal zonder duidelijke reden de voordeur uit zijn eigen woning verwijderen. Dan moet er iets aan de hand zijn. Nu, zo ervaar ik dit ook met het feit of je iemand uit je gemeente mag wegsturen. Ook hier zullen we dus een zeer goede reden voor moeten hebben.
“Weet u niet dat u een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw midden woont. Indien iemand Gods tempel vernietigt, zal God hem vernietigen, want Gods tempel is heilig – en die tempel bent u zelf.” 1 CORINTHIËRS 3:16-17. Zie ook 6:19-20; 1 PETRUS 1:16.
Paulus heeft hier een duidelijke kijk op wat de gemeente is. En met de vraag, ‘weet u niet dat u een tempel bent’, maakt hij iets duidelijk wat de gemeente kennelijk uit het oog was verloren. Was er ondeugdelijk onderwijs, of verdeeldheid binnen de gemeente? Was er sprake van een aanval om de gemeente uit elkaar te doen vallen? Hoe het ook is, Paulus’ beeldspraak is zeer duidelijk. Hij ziet de gemeente als een tempel waar God woont. En in zijn vraag hiernaar klinkt dan ook enige teleurstelling. Zijn jullie vergeten dat je Gods tempel bent? Ze hadden zich dit bewust moeten zijn, dat de gemeente een tempelhuis is waar God woont. En Paulus gaat heel ver met die vergelijking. Hij gebruikt het woord ‘naos’ wat het Heilige en het Heilige der heiligen, van Gods woonplaats op aarde, in de Tempel, aanduidt. Wij zijn dus geen losse tempelonderdelen, maar samen vormen wij die tempel.
Waarom ben ik zo voorzichtig? Wel, “indien iemand Gods tempel vernietigt, zal God hem vernietigen”. Daarom zei ik al, je haalt niet zonder reden een onderdeel uit je eigen woning. Dan is je huis niet meer compleet, dan krijg je woonproblemen. En het ging Paulus zo aan het hart dat hij een stukje verderop zegt: “Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont en die u ontvangen hebt van God, en weet u niet dat u niet van uzelf bent?” Paulus kende Gods verlangen dat de
Daarom moeten we met grote zorgvuldigheid op onszelf en op elkaar toezien, dat we elkaar niet verliezen door de zonde. Want God verlangt dat de gemeente zal zijn wat Petrus zo mooi namens Hem mocht verwoorden.
“Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht. Eens was u geen volk, nu bent u Gods volk; eens viel Gods ontferming u niet ten deel, nu wordt zijn ontferming u geschonken” 1 PETRUS 2:9-10.
Kijk naar de kern, waarom zijn wij een uitverkoren geslacht en priesters, daar heeft God een reden voor. Hij wil wonen in een Tempelhuis, wat Hem is toegewijd. Het ‘uitverkoren geslacht’ heeft betrekking op onze gemeenschappelijke afkomst. Door de wedergeboorte behoren we tot één en dezelfde Familie met dezelfde Vader. Dit vers herinnert ons aan het volk Israël. Dat was ook een natie apart gezet door God om Zijn daden te verkondigen. Dit was de reden dat God met Zijn Geest in het midden van de gemeente woont. Want de heilige Geest is hier de ‘LevensAdem’ voor de gemeente.
Wanneer we willen nadenken over “het overgeven aan de satan en het binden en het ontbinden”, moeten we bereidt zijn hier met respect mee om te gaan. Want het gaat om mensen waar God van houdt en in Zijn Zoon daar een groot offer voor heeft gebracht. Onze aandacht zal dan ook uit moeten gaan naar de redding en bekering van de betrokkene. Maar ook naar de heiligheid van de gemeente. Want juist deze essentiële dingen tasten de gemeente aan en veranderen ons in ‘on-heiligen’, die uiteindelijk niets van Gods grote daden zal en kan verkondigen.
Een volmacht
Patrick Nullens zegt over het binden en ontbinden, 'dat het een weergave van het gezag van de gemeente is. Door Christus ontvangt de
“Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend” JOHANNES 20:23 NBG.
In MATTHÉÜS 16:19 betekent binden: niet vergeven en aldus buiten de gemeenschap houden, en ontbinden: vergeven en aldus ‘terug opnemen’, in de gemeenschap. Opmerkelijk is dat wat op de aarde door de gemeente wordt verklaard ook zijn weerslag heeft in de hemel. De gemeente heeft door het evangelie de macht om mensen in het Koninkrijk te laten en ze door de tucht buiten het Koninkrijk te plaatsen.
Einde citaat.
“Ik zal hem de sleutel overhandigen van het huis van David; wanneer hij opendoet, kan niemand sluiten, wanneer hij sluit, kan niemand openen” JESAJA 22:22. Vgl. JOB 12:14; OPENBARING 3:7.
De koning, in dit geval David, had de bevoegdheid om iemand al dan niet toe te laten in zijn paleis. En die bevoegdheid heeft God ook aan de gemeente gegeven.
“En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn” MATTHÉÜS 16:18-19.
De gemeente heeft de sleutels gekregen van het Koninkrijk der hemelen om te binden en te ontbinden. De gemeente heeft dus, ‘macht namens God’, om iemand buiten de gemeente te plaatsen die niet tot inkeer wil komen. Maar ze heeft ook de macht om weer op te nemen in de gemeente, nadat er bekering heeft plaatsgevonden van de zondaar.
De gemeente heeft dus de autoriteit om zonden te vergeven. Dit is voor ons misschien een raar begrip, want alleen Jezus kan toch zonden vergeven? En het antwoord op die vraag is heel belangrijk. Het heeft alles te maken met het binden en het ontbinden, met het vergeven en het niet vergeven en met het overleveren aan satan. In zijn ontmoeting met de Discipelen zei Jezus:
“Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit. Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven’” JOHANNES 20:21-23.
Twee dingen vallen ons hier op, die heel belangrijk zijn om de vraag te beantwoorden of wij ook zonden mogen vergeven. Het eerste is “zo zend ik jullie uit” en het tweede is “Ontvang de heilige Geest”. Uit eigen kracht zijn wij niet in staat om ook maar iets namens God te kunnen doen. Daar moest iets voor gebeuren, en in dit vers lezen we, wat hier voor zo belangrijk was. Wij zijn gezondenen die in de Kracht van de heilige Geest, Jezus opdracht, Zijn werk, kunnen voortzetten. Dit komt overeen met wat er in HANDELINGEN 1:8 staat.
“Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde”.
Wanneer ontvingen ze kracht namens God, toen Hij hun de heilige Geest gaf. Hierdoor konden zij ‘een getuige’ zijn van alles wat Jezus gedaan en gezegd heeft, inclusief het vergeven van zonden. En die opdracht is een zendingsbevel wat verder ging dan de poorten van Jeruzalem. Het zou gaan tot alle uiteinden van de aarde. Het omvatte dus heel Gods schepping. De gemeenteleden zijn dus gezondenen, arbeiders namens God.
We zagen zonet dat Jezus op zijn Discipelen blies voor het ontvangen van de heilige Geest. Dit komen we twee keer tegen in de Bijbel. De eerste keer zien we dit bij de schepping van de mens, en de tweede keer bij de schepping, ook wel het prille ontstaan, van de gemeente. JOHANNES 20:21-22 wat we hierboven gelezen hebben.
“Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen” GENESIS 2:7.
Hier wordt de mens tot leven verwekt door de ‘Ruach’, de adem van God. Nieuw leven namens God heeft dus altijd te maken met Zijn ‘levens Adem’. Alleen hierdoor kunnen dingen gebeuren die wij niet tot stand kunnen brengen. Na de zondeval was de mens zijn oorspronkelijkheid, zijn directe relatie met God kwijt. Daar moest Jezus voor komen om de breuk tussen de mens en God te herstellen door Zijn sterven aan het kruis en door Zijn dood en opstanding. Zo ontstond er nieuw leven.
En als teken van dit nieuwe leven blaast Jezus op zijn discipelen zodat zij de heilige Geest ontvangen. En door die ‘Ruach’ de Adem van God werd de gemeente toegerust met kracht van omhoog. De discipelen kregen als het ware een voorproefje van hoe het straks na Pinksteren verder zou gaan. Jezus maakte dit duidelijk door tegen hen te zeggen, “ontvang mijn heilige Geest”. Toen konden zij vertegenwoordigers zijn om door de heilige Geest een ‘Goddelijk gezag’ te ontvangen voor hun roeping en hun zending.
Die nieuwe ‘Ruach’ van God, de vervulling met Zijn Geest vormt de eigenlijke kracht van de gemeente. Dit is de kern waar alles om draait, met als doel om mensen te redden en om reiniging van zonden te ontvangen. Dat ze ‘ontbonden’ zullen worden van hun aardse banden, dat de oude mens met haar praktijken teniet gedaan zal worden door Jezus’ bloed.
En dan krijgen de wedergeboren christenen de volmacht, om zonden te vergeven omdat zij nu Jezus’ vertegenwoordigers op aarde zijn. En het Pinkster verhaal onderstreept dat nog eens heel duidelijk. Die volmacht waar wij het over hebben geldt aan de ene kant voor het vergeven van zonden, maar aan de anderen kant ook het niet vergeven van zonden. Het Griekse woord wat gebruikt wordt voor vergeven, ‘ap-hiemi’, betekent hier letterlijk; ‘loslaten, wegzenden of heen doen gaan in vrede’. Vgl. PSALM 103:12 en JESAJA 61:1. Het niet vergeven, ‘krateo’, betekent; ‘vasthouden’ en wel met kracht, het niet wegstrepen omdat de ander zijn schuldig zijn niet wil belijden of loslaten. Vgl. KOLOSSENZEN 2:14.
De vinger aan de pols
Maar deze macht kunnen we ook verkeerd gebruiken. Omdat ‘macht hebben’, de mens wel ligt, maar in bepaalde situaties weten ze het niet altijd goed te hanteren, gebruikt men het voor eigen doeleinden. Dit zien we in de waarschuwing van Jezus aan het adres van de wetgeleerden.
“Wee jullie wetgeleerden, want jullie hebben de sleutel tot de kennis weggenomen; zelf zijn jullie niet binnengegaan, en anderen die wel binnen wilden gaan hebben jullie tegengehouden” LUCAS 11:52.
Dit is een ernstig verwijt. Want de wetgeleerden, de geestelijke leiders van toen, maakten het voor anderen onmogelijk om de waarheid te vinden. Door een andere interpretatie te geven en zelfgemaakte regels toe te voegen, verhulden ze de waarheid. Ze zaten zelf zo verstrikt in hun eigen gemaakte godsdienst dat ze anderen niet tot God konden leiden. Ze hadden de deur voor anderen gesloten en zo Gods liefde buiten gesloten. Daarom was Jezus’ kritiek ook zo ongezouten omdat ze wel hun handen wasten maar niet hun hart. Ze letten meer op de uiterlijke dingen en niet op hun hart.
En wij kunnen ook dergelijke fouten maken, en door een ‘eigen’ Bijbel uitleg de deur voor anderen dichtdoen of houden. Met onze regels kunnen we ook anderen de weg blokkeren om het koninkrijk van God binnen te gaan. Dan hebben we net als de wetgeleerden de sleutel tot de kennis weggenomen. De Rabbijnen vergeleken kennis van de Thora met een sleutel, het hebben van inzicht wie God is, enz. “De sleutel der kennis”, is hier dan ook de sleutel tot het kennen, het verstaan, het begrijpen en het leren kennen van God, door de Thora. De sleutel tot al die kennis ligt in de manier, of in welke geest, hoe de Bijbel gelezen en uitgelegd wordt.
In sommige gemeenten komt het voor dat de eigen interpretatie van Gods woord leidt tot veel geestelijke armoede. Dit kan leiden tot weinig of helemaal geen gemeente tucht. Daarom is het verstandig om toe te zien of een
“Iemand die iets anders onderwijst en niet instemt met de heilzame woorden van onze Heer Jezus Christus en de leer van ons geloof, is verblind. Zo iemand begrijpt niets, maar is ziek door zijn geredetwist en geruzie; dat leidt tot afgunst, onenigheid, laster en kwaadaardige verdachtmakingen, en tot eindeloos gekrakeel tussen mensen van wie de geest verziekt is, die van de waarheid beroofd zijn en denken dat het geloof hun geldelijk gewin brengt” 1 TIMÓTHEÜS 6:3-5.
Geruzie binnen een gemeente gaat bijna altijd over theologische vraagstukken. Dit kan tot allerlei problemen leiden. Het elkaar overheersen omdat ze denken een dieper inzicht te hebben in Gods woord, leidt niet tot de waarheid, maar beroofd ons er juist van. Dat is de waarschuwing die Timótheüs aan de gemeente moet doorgeven. En Paulus advies is, ‘houd je ver van mensen die altijd alles willen beargumenteren’.
Voor het vervolg van deze studie zie hoofdstuk 12 b