DEEL 2
“Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk” JOHANNES 3:6.
In overeenstemming met de natuurlijke geboorte behoort de mens tot de sfeer van het “vlees”! Vlees brengt vlees voort, dit heeft betrekking op de zondige natuur, die de mens ontvangt bij zijn lichamelijke geboorte, het ‘eigen ik’. Daarom kan de mens niet op eigen kracht (een natuurlijk onvermogen) het Koninkrijk van God binnen gaan. Vgl. 1 CORINTHIËRS 15:50. Om die reden moet de natuurlijke mens, eerst ‘van boven’ geboren worden. Want wie uit de Geest geboren is, is naar zijn wezen ‘geest’. En zo iemand kan wél ingaan in het Koninkrijk van God.
Paulus haakt hierop in wanneer hij schrijft:
“Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil. Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede.
Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan zijn wet en is daar ook niet toe in staat. Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen.
Maar u leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die zich niet laat leiden door de Geest van Christus behoort Christus ook niet toe” ROMEINEN 8:5-9. Zie ook 1 CORINTHIËRS 15:50-54.
Toen de eerste mens zondigde kreeg hij een zondige natuur, en deze natuur is door geboorte overgedragen op ieder van zijn nakomelingen. Zie GENESIS 3.
“Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood, en zo is de dood voor ieder mens gekomen, want ieder mens heeft gezondigd.
Kortom, zoals de overtreding van één enkel mens ertoe heeft geleid dat allen werden veroordeeld, zo zal de rechtvaardigheid van één enkel mens ertoe leiden dat allen worden vrijgesproken en daardoor zullen leven.
Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van één mens alle mensen rechtvaardigen worden” ROMEINEN 5:12; 18-19.
Het karakter van deze zondige natuur zagen we al in ROMEINEN 8:5-8. Vanuit de natuurlijke geboorte heeft de mens een vleselijke gezindheid die hem uiteindelijk de dood indrijft. Deze gezindheid voert constant strijd tegen God het onderwerpt zich niet aan Hem.
Door het gedeelte uit ROMEINEN 8 zien we, dat de mens van zichzelf niet de geestelijke capaciteit bezit om de dingen van God te verstaan of te genieten van God.
“Een mens die de Geest niet bezit, aanvaardt niet wat van de Geest van God komt, want voor hem is het dwaasheid. Hij kan het ook niet begrijpen, omdat het geestelijk moet worden beoordeeld” 1 CORINTHIËRS 2:14.
Ongeestelijke mensen begrijpen niets van God zij kunnen dit ook niet, omdat zij het vermogen daartoe missen. Zij missen de geestelijke aanleg om God te begrijpen.
De natuurlijke mens kunnen we; opvoeden, onderwijzen, het kan godsdienstig worden maar:
Dit kan alleen door de wedergeboorte. Want daardoor krijgen we deel aan een Goddelijke natuur.
“Zijn goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een vroom leven, door de kennis van hem die ons geroepen heeft door zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht. Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de begeerte, en opdat u deel zou krijgen aan de goddelijke natuur” 2 PETRUS 1:3-4.
Wat hebben de gelovigen ontvangen, alles wat tot leven en godsvrucht dient en dat door de werking van ‘de goddelijke kracht’. Wij hebben aan die rijke beloften van God deel gekregen “door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft”. Het is immers God Zelf, die ons riep. Daarin openbaarde Hij aan ons Zijn heerlijkheid en macht.
Hoe kostbaar die beloften zijn, blijkt ook uit het doel, waartoe ze gegeven zijn. En Petrus wil ons bemoedigen door te wijzen op het feit dat we deel hebben aan de “goddelijke natuur”. Hij wijst ons op een nieuwe verbondenheid met God. Die verbondenheid zal ertoe leiden dat wij deel hebben aan Gods heiligheid, gerechtigheid en liefde. Zo mogen wij Hem leren kennen en in dat ‘kennen’ ligt voor ons het heil, d.w.z. het ware leven.
Alleen door die ‘goddelijke natuur’, kan de mens de dingen van God verstaan en van Zijn liefde genieten.
“Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ ‘Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is? ’ vroeg Nikodémus. ‘Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden? ’ Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest” JOHANNES 3:3-5.
Nikodémus was diep onder de indruk van de wonderen die Jezus deed. Naar Jezus toe verwoord hij het zo: “wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht” VERS 2.
Dat “wij weten” * betekend dat hij onderzoek had gedaan in de schriften (het Oude Testament), maar ook dat hij Jezus gevolgd heeft om te zien wat er allemaal gebeurde door Zijn bediening. Nikodémus wilde graag ‘het Koninkrijk Gods’ zien. Maar daarvoor was méér nodig dan onder de indruk te zijn van Jezus tekenen en wonderen.
* Uit het getuigenis van Ezechiël 36 had Nikodémus deze zaken kunnen weten. (Jezus neemt hem dat ook kwalijk ‘Begrijpt u dit niet,’ zei Jezus, ‘terwijl u een leraar van Israël bent? JOHANNES 3:10 Daar staat dat de Here God de Joden uit de verstrooiing onder alle volken zou verzamelen en hen weer in hun eigen land zou doen wonen (VS.24). Hij zou dan zuiver water op hen sprengen en hen zo reinigen van al hun ongerechtigheden (VS.25). Een nieuw hart en een nieuwe geest zou Hij hun dan geven (VS.26). Hij zou Zijn Geest in hun binnenste geven (VS.27). M.a.w.: door water en Geest zou uit hen een nieuw volk ontstaan, dat alsnog naar Gods geboden zou leven (VS.27). Dat moest ‘een leraar van Israël’ weten.
Nikodémus moest gaan zien dat die wonderen ‘dé tekenen’ waren van het nieuwe Koninkrijk wat ging komen namelijk “het koninkrijk van God.” En dát zou Nikodémus alleen kunnen zien, als hij opnieuw geboren zou worden.
Het woord “opnieuw geboren worden” vertalen sommigen ook wel met “van boven” geboren worden. Beide begrippen spreken over hetzelfde, want een wedergeboorte kan alleen door de heilige Geest plaatsvinden, en dat is altijd ‘van boven.’ Vgl. TITUS 3:5; 1 PETRUS 1:3, 23.
Er is hier dus geen sprake van een wezenlijk verschil. Jezus doelt hier op een geboorte uit de Geest en daarop is zowel het ‘van boven’ het ‘uit God’, als het ‘opnieuw’ geboren worden van toepassing. Vgl. JOHANNES 1:13; 1 JOHANNES 4:7.
Zonder wedergeboorte kunnen we het koninkrijk van God niet zien en niet binnengaan.Het Koninkrijk van God is een geestelijke ervaring het gaat niet om stoffelijke dingen.
“Want het koninkrijk van God is geen zaak van etenen drinken, maar van gerechtigheid, vrede envreugde door de heilige Geest” ROMEINEN 14:17.
Alleen door het van boven geboren worden is de mens bij machte om het Koninkrijk van God te beërven.
Om dit te begrijpen moeten we weten dat de wereld tijdelijk in handen van de satan is. De mens wordt geboren in een, ‘gevallen schepping’ die ook nog eens beheerst wordt door satan. Matthéüs schrijft ons zo:
“De duivel nam hem (Jezus) opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ‘Dit alles zal ik u geven als u voor mij neervalt en mij aanbidt’” MATTHÉÜS 4:8-9.
De verzoeking bestond hieruit dat de satan als de vorst van deze wereld. Vgl. JOHANNES 12:31; 14:30; 2 CORINTHIËRS 4:4; EFEZE 2:1-3; 1 JOHANNES 5:19. Jezus de wereldheerschappij aanbood, die inderdaad aan de Messias beloofd is, zie PSALM 2:8; DANIËL 7:14. De prijs die betaald moest worden, was het aanbidden van de satan en hem erkennen als heer van de aarde.
Maar Jezus wees het voorstel van de hand en zei, “Heb alleen ontzag voor de HEER, uw God, dien hem en zweer alleen bij zijn naam” DEUTERONOMIUM 6:13. Niet door het aanbidden van satan, maar door de overwinning op hem zou de Messias de wereldheerschappij vestigen. En dat is gebeurd op het kruis van Golgotha waar Jezus de prijs betaalde voor al onze zonden. Dat was Gods plan voor u en mij.
Matthéüs omschrijft dit zo mooi als hij zegt:
“Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaats nemen op zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken voor hem worden samen gebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is” MATTHÉÜS 25:31-34.
Dat koninkrijk is al vanaf de grondlegging der wereld voor de mens bestemd. God had dus allang een plan klaar liggen om de mens te redden uit de macht van satan. Johannes spreekt van dit geweldige plan als hij schrijft:
“Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven” JOHANNES 1:12 NBG.
Dit vers maakt ons heel duidelijk dat:
Het klinkt misschien een beetje zwart wit maar zo is het niet want wie wat dieper op dit vers in wil gaan zal de oneindige genade van God de Vader tegen komen geopenbaard in Zijn Zoon Jezus Christus. Er zijn altijd mensen geweest, ook in Johannes zijn tijd, die dit feit naast zich neerlegden of het bestreden met andere argumenten. Maar de geschiedenis van toen en nu, toont ons dat het aannemen van Jezus geweldige gevolgen voor de mens zelf heeft, en daardoor ook voor de wereldgeschiedenis. Lees de opwekkingsverhalen maar eens, te beginnen bij het Bijbelse boek Handelingen.
Wie Jezus aanneemt heeft God macht gegeven om een kind van God te worden. Het woord ‘macht’ kan op verschillende manieren vertaald worden. In de grondtekst staat het woord ‘exousia’. Dit kunnen we het best vertalen met ‘volmacht’. Volmacht betekent, “opdracht om” of “namens een ander te handelen”. Door Jezus aan te nemen krijgen we van God een volmacht om een kind van Hem te zijn.
Eigenlijk komt het hierop neer:
Met het woordje, ‘kind van God worden’ grijpt Johannes vooruit op het volgende vers, waarin hij aangeeft dat het kind van God zijn berust op een nieuwe geboorte, een uit God geboren worden want:
Een ‘natuurlijke’ geboorte is op dit punt niet toereikend. Vandaar dat Johannes er tenslotte nog aan toevoegt: “hun, die in zijn naam geloven”. Met die bijzin verduidelijkt hij de woorden “die Hem aangenomen hebben”, uit het begin van dit vers. Dat “aannemen” staat gelijk met, “in zijn naam geloven”. Het is een andere verwoording voor:
“Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten” JOHANNES 3:36.
De menselijke natuur wordt in de Bijbel beschreven als:
Paulus is heel duidelijk over dit punt wanneer hij zegt dat alle mensen gezondigd hebben en daardoor de heerlijkheid van God mislopen, zie ROMEINEN 3:23 NBG.
Alle mensen zijn schuldig en daardoor in dezelfde betreurenswaardige situatie terecht gekomen. Het missen van Gods heerlijkheid blijkt uit de verstoorde relatie - vervreemding, vijandschap en toorn - met God. ROMEINEN 5:12 gaat ervan uit dat de eerste mens, Adam, deze goddelijke heerlijkheid verloor bij de zondeval.
Dit gebrek aan heerlijkheid blijkt bijvoorbeeld uit de menselijke vergankelijkheid en sterfelijkheid.
“Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar ze heeft hoop gekregen, omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt” ROMEINEN 8:20-21. Vgl. ook 1 CORINTHIËRS 15:42-43.
Het woord “derven” in ROMEINEN 3:23 betekent ‘ontberen, missen, gebrek hebben aan, verstoken zijn van’. Dit maakt duidelijk dat de mens zich bevindt in een toestand van gebrek, en van ontbering. Voor alle duidelijkheid Gods woord laat ons geen enkele ruimte om te denken dat er enig goed in de mens is want:
“Als we zeggen dat we de zonde niet kennen, misleiden we onszelf en is de waarheid niet in ons. Belijden we onze zonden, dan zal hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn woord is niet in ons” 1 JOHANNES 1:8-10.
Als we zeggen dat we geen zondaars zijn dan houden we ons zelf voor de gek, en bovendien zeggen we hiermee dat God een leugenaar is. Zie 1 JOHANNES 5:10. En het ergste van alles is dat we Hem op één lijn stellen met de duivel, die een leugenaar is van den beginne. Zie JOHANNES 8:44.
In andere bewoordingen zegt Johannes hetzelfde als Paulus; “allen hebben gezondigd.” Dit behoort tot de kern van het Evangelie. En in de kruisdood van Jezus wordt zowel de ernst van de zonde als de bevrijding daarvan duidelijk aangetoond. De dwaalleraars – waar Johannes mee te maken kreeg - verklaarden door de loochening van hun zonde dat de verkondiging van Gods liefde in Christus, een daad zonder betekenis was. Daarmee is duidelijk dat zij God beledigden en het woord van God, het verlossende evangelie niet kenden. Paulus bevestigt dit wanneer hij zegt:
“U was dood door de misstappen en zonden waarmee u de weg ging van de god van deze wereld, de heerser over de machten in de lucht, de geest die nu werkzaam is in hen die God ongehoorzaam zijn” EFEZIËRS 2:1-2.
In deze verzen gaat het over het verleden – het leven voor hun bekering - van zowel Heidenen als Joden. Voordat zij Christus hadden leren kennen, waren zij ‘dood’, d.w.z. zij verkeerden in een toestand van geestelijk dood zijn. Dat betekent ‘gescheiden zijn’ van de levende God.
De volgende bijbelgedeelten verduidelijken dit.
“Waarachtig, ik verzeker u: wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven” JOHANNES 5:24.
“Het loon van de zonde is de dood, maar het geschenk van God is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer” ROMEINEN 6:23.
“U was dood door uw zonden en door uw onbesneden staat, maar God heeft u samen met Christus levend gemaakt toen hij ons al onze zonden kwijtschold” KOLOSSENZEN 2:13.
“Jullie wangedrag is het dat jullie en je God uit elkaar heeft gedreven; door jullie zonden houdt hij zich verborgen en wil hij je niet meer horen” JESAJA 59:2.
Dat geestelijk dood zijn, is niet een passief, maar juist een zeer actief leven in overtredingen en zonden. Het heeft een wat juridische klank (overtreding van de wet) waarmee de opstand van mensen tegen God wordt bedoeld, die in allerlei misdaden tot uitdrukking komt en waardoor het doel van het leven wordt gemist.
Zoals een lichaam zonder leven dood is, wordt ieder mens zonder geestelijk leven in Gods woord beschreven als iemand die geestelijk dood is. Een voorbeeld hiervan is:
“Doch zij, die een los leven leidt, is geestelijk dood” 1 TIMÓTHEÜS 5:6 NBG.
Het gaat hier over een vrouw die met haar rijkdom een losbandig leven leidt. Daar spreekt Timótheüs een veroordeling over uit. We moeten goed begrijpen dat het niet gaat om de rijkdom op zich, maar om de losbandigheid van deze vrouw. Want door haar levensstijl wordt ernstig afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van haar geloofsleven. En hierdoor maakt zij de geloofsgemeenschap – de kerk – tot schande, vandaar de harde conclusie van Timótheüs. Ze moet beschouwd worden als geestelijk dood.
Vgl. ook de volgende bijbelgedeelten. JUDAS VERS 12; HEBREEËN 6:4-6; 10:26-31 EN 2 PETRUS 2:20-22.
Dood wijst op scheiding, dat is eeuwig los van God! Alleen Christus kan die scheiding die kloof overbruggen, Zijn offer Zijn kruis, Zijn dood, Zijn opstanding en Hemelvaart staan daar borg voor.
Enkele verzen die dit feit zo bemoedigend bevestigen:
“Maar nu bent u, die eens ver weg was, in Christus Jezus dichtbij gekomen, door zijn bloed” EFEZIËRS 2:13.
“En door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is” KOLOSSENZEN 1:20 NBG.
“Zij hebben hem dankzij het bloed van het lam en dankzij hun getuigenis overwonnen” OPENBARING 12:11.
“Want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden. En ze begonnen feest te vieren (…) Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden” LUCAS 15:24 en 32.
“Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is, heeft hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook u bent nu door zijn genade gered. Hij heeft ons samen met hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus” EFEZIËRS 2:4-6.
“Waarachtig, ik verzeker u: wie gelooft, heeft eeuwig leven” JOHANNES 6:47.
“Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven” JOHANNES 10:27-28.
“Wie in de Zoon van God gelooft, draagt het getuigenis in zich. Wie God niet gelooft, maakt hem tot leugenaar, omdat hij geen geloof hecht aan het getuigenis dat God over zijn Zoon gegeven heeft. Dit getuigenis luidt: God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven. Wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. Dit alles schrijf ik u omdat u moet weten dat u eeuwig leven hebt, u die gelooft in de naam van de Zoon van God” 1 JOHANNES 5:10-13.