“Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk” 2 CORINTHIËRS 13:5.
Door deze tekst kun je behoorlijk uitgedaagd worden. Want je moet nu eens goed naar jezelf kijken met de vragen:
Het beproeven van jezelf betekent: door het geloof met Christus verbonden zijn. En dat is veel meer dan in naam christen zijn of het onderschrijven van bepaalde geloofswaarheden.
Daarom roept Paulus de Corinthiërs op met de vraag, ‘toetst jezelf eens’. Of zijn jullie niet zo zeker of Christus in je is? En de klank van die oproep galmt nog steeds door, en zo kunnen wij aan de hand van dit vers vandaag hetzelfde doen, jezelf onderzoeken.
Wie op de hoogte is van Paulus vermanende woorden aan de Corinthiërs zullen het begrijpelijk vinden dat een dergelijke vraag gesteld wordt. Na een eerlijk zelf onderzoek zullen de gelovigen in Corinthe wel tot de overtuiging zijn gekomen dat ze ver van Christus waren afgedwaald, en dat hun gemeenschap met Hem op een laag pitje staat. En de heilige Geest, die in de gelovigen woont zal van velen geweken zijn. Vgl. ROMEINEN 5:5 en 8:9.
Maar hoe zit dat bij ons? Paulus zegt, als Christus niet in je is, dan ben je afgekeurd of “verwerpelijk”. Deze oproep tot zelfonderzoek geeft ons opnieuw de kans om alsnog - of misschien wel voor het eerst je leven - je toe te wijden aan God de Vader door Jezus Christus. Dat was Paulus’ inzet om deze oproep neer te schrijven zodat wij zouden zeggen:
“Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, die de vader is van elke gemeenschap in de hemelsferen en op aarde. Moge hij vanuit zijn rijke luister uw innerlijke wezen kracht en sterkte schenken door zijn Geest, zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde” EFEZIËRS 3:17.
En verder roept hij ons op; “Wees waakzaam, volhard in het geloof, wees moedig en sterk” 1 CORINTHIËRS 16:13. In de Bijbel worden vele uitdrukkingen gebruikt, die allemaal te maken hebben met eeuwig leven. Er wordt veel gesproken over bekering, verzoening, geloof, genade, verlossing en bevrijding. Een woord dat we niet zo veel tegenkomen is het woord wedergeboorte.
Het woord wedergeboorte
Hoewel ‘wedergeboorte’ als begrip in de hele Bijbel voorkomt, en zelfs in zekere zin het centrale onderwerp is, wordt het woord zelf slechts zes keer genoemd. Het Johannes Evangelie spreekt veel over het woord ‘geboren worden’. Niet over de geboorte van Christus, maar over die van ‘mensen’. Bij al die woorden wordt dan ook steeds vermeld, waaruit ze geboren worden.
Dat kan zijn:
Waarom Johannes ons dit laat zien heeft alles te maken met het feit dat de mens: óf van Christus is óf van de tegenstander de duivel.
Hij zegt van deze mensen, dat zij zijn:
Telkens bedoeld hij hiermee aan te geven door welke ‘macht’ de mens beheerst wordt, aan wie hij of zij toebehoord.
Jezus zegt in dit verband een paar opmerkelijke dingen:
“Wie niet met mij is, is tegen mij” MATTHÉÜS 12:30.
“Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon” MATTHÉÜS 6:24.
Paulus gaat hier verder op in als hij zegt:
“Loop niet in één en hetzelfde span met ongelovigen. Wat is de verwantschap tussen gerechtigheid en wetteloosheid? Wat heeft licht met duisternis te maken? Waarin lijken Christus en Beliar op elkaar? Wat hebben een gelovige en een ongelovige gemeen? Wat heeft de tempel van God met afgoden te maken? Wijzelf zijn de tempel van de levende God, zoals God heeft gezegd: ‘Ik zal bij hen wonen en in hun midden verkeren, ik zal hun God zijn en zij mijn volk” 2 CORINTHIËRS 6:14-16.
Geen mens leeft uit zichzelf, want iedereen leeft of ‘uit de ene’ of ‘uit de andere’ kracht, uit God of uit de duivel! Dat is kort samengevat wat Paulus wil zeggen.
De mens leeft uit:
Het woord ‘geboren zijn uit’ is een theologische plaatsbepaling van mensen die geloven in Jezus. Wedergeboorte vanuit het Grieks heeft verschillende betekenissen. Er zijn twee teksten waar het woord “wedergeboorte” genoemd wordt.
“En Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij, die Mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls” MATTHÉÜS 19:28 NBG.
In dit vers is sprake van een eschatologische ‘wedergeboorte’ van de wereld die zal aanbreken wanneer Jezus Christus zal komen in heerlijkheid.
“En heeft hij ons gered, niet vanwege onze rechtvaardige daden, maar uit barmhartigheid. Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de heilige Geest, die hij door Jezus Christus, onze redder, rijkelijk over ons heeft uitgegoten. Zo zijn wij door zijn genade als rechtvaardigen aangenomen en krijgen we deel aan het eeuwige leven waarop we hopen” TITUS 3:5-7.
Het “bad van de wedergeboorte” is hier het vernieuwende werk van de heilige Geest in mensen die Jezus hebben aangenomen. Het woord wedergeboorte slaat hier op het vernieuwende werk van de innerlijke mens dóór de heilige Geest. Zie ook: ROMEINEN 12:2; 2 CORINTHIËRS 4:16; KOLOSSENZEN 3:10.
In het algemeen betekent het woord wedergeboorte:
Als we deze begrippen op een rijtje zetten dan kunnen we dit woord het beste vertalen met: ‘voortbrengen’.
Want door het geloof in Christus Jezus brengt God in ons ‘iets tot stand’ wat wij zelf nooit kunnen voortbrengen! Daarvoor hebben we een wedergeboorte nodig.
Belangrijk is dat wedergeboorte niet alleen gericht is op een ‘geestelijk geboren worden’ dus alleen op redding, want de wedergeboorte richt zich op het ‘gehele wordings proces’ van de gelovige mens! En hierbij moeten we denken aan de oude mens afleggen en de nieuwe aandoen. Zie EFEZIËRS 4:24 “En dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid”. Vgl. KOLOSSENZEN 3:10; 2 CORINTHIËRS 5:17; GALATEN 6:15.
De noodzakelijkheid van de wedergeboorte
“Eens moeten mensen sterven en daarna volgt het oordeel” HEBREEËN 9:27.
“Sterven zullen we immers allemaal; we zijn als water dat in de aarde wegvloeit wanneer het niet wordt opgevangen. Zou God niet op middelen zinnen en alles in het werk stellen om zijn balling terug te roepen" 2 SAMUËL 14:14.
“Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen (…) in afwachting van het geluk waarop wij hopen: de verschijning van de majesteit van de grote God en van onze redder Jezus Christus (…) Hij heeft zichzelf voor ons gegeven om ons van alle zonde vrij te kopen, ons te reinigen en ons tot zijn volk te maken, dat vol ijver is om het goede te doen” TITUS 2:11-15.
“Waarachtig, ik verzeker u: wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven” JOHANNES 5:24.
“Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden. Niets van wat geschapen is blijft voor hem verborgen, alles is onverhuld en volkomen zichtbaar voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap moeten afleggen” HEBREEËN 4:12-13 12.
“Wij zullen allen voor Gods rechterstoel komen te staan, want er staat geschreven: ‘Zo waar ik leef – zegt de Heer –, voor mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God loven.’ Ieder van ons zal zich dus tegenover God moeten verantwoorden” ROMEINEN14:10b-12.
“God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven. En er is geen onderscheid. Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door Christus Jezus heeft verlost” ROMEINEN 3:22-24.
“Maar ze zullen zich daarvoor moeten verantwoorden tegenover hem die zich gereedhoudt om recht te spreken over levenden en doden” 1 PETRUS 4:5.
“Toen zag ik een grote witte troon en hem die daarop zat. De aarde en de hemel vluchtten van hem weg en verdwenen in het niets. Ik zag de doden, jong en oud, voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden. Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel. Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid” OPENBARINGEN 20:11-15.
Samenvattend: de noodzakelijkheid van de wedergeboorte kenmerkt zich dus door twee belangrijke feiten, namelijk “dood en oordeel.” Gelukkig worden beide door ons geloof in en onze aanneming van Jezus Christus, van ons weggenomen!
Misverstanden betreffende de wedergeboorte
“Wie hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden.Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God” JOHANNES 1:12-13.
In deze verzen wordt er met alle nadruk op gewezen dat de wedergeboorte een daad van God is.
Om dit duidelijk te maken gebruikt Johannes een drievoudige tegenstelling tussen de natuurlijke en geestelijke geboorte. Hij benadrukt dat de gave van het “kind van God zijn” niet ligt binnen het bereik van de menselijke mogelijkheden. Hij wijst er met nadruk op dat het een kwestie is van een nieuwe geboorte, van een, “uit God geboren” worden.
Het bloed wordt beschouwd als drager van het leven. Als iemand geboren is uit christelijke ouders, maakt dit hem nog niet tot een Christen. De wedergeboorte heeft dus niets te maken met natuurlijke geboorte of afstamming.
Niemand kan door eigen kracht of inspanning de wedergeboorte bewerken. We kunnen er zelf niet over beschikken.
Het is geen zaak van mannelijke bemiddeling. Johannes benadrukt hier dat het “kindschap Gods” niet verkregen kan worden op grond van een natuurlijke geboorte. De mens is daarvoor helemaal aangewezen op en afhankelijk van een geboorte “uit de Geest”.
“Jezus antwoordde: Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest” JOHANNES 3:5.
Op grond van het getuigenis van Johannes de Doper had Nikodémus kunnen weten, dat de wedergeboorte plaatsvindt op grond van; een ‘geboren worden uit water en Geest’. Daarom doopte Johannes met water. Vgl. JOHANNES 1:26; 31. Maar Jezus zou dopen met de heilige Geest. Vgl. JOHANNES 1:33. Deze doop schenkt het nieuwe leven. Met ‘water en Geest’ maakt duidelijk wat nodig is om deel te krijgen aan de, ‘nieuwe geboorte’ en toegang tot het Koninkrijk van God.
Andere misverstanden
“Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk” JOHANNES 3:6.
De natuurlijke mens brengt een natuurlijk mens voort (lichamelijk verlangen), nooit een geestelijk mens. In heel zijn wezen zal de mens van nature ‘vleselijk’ ingesteld zijn wat we terugzien in zijn denken en doen. Want:
“Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest, en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf. Het een gaat in tegen het ander, dus u kunt niet doen wat u maar wilt” GALATEN 5:17.
Ons natuurlijke leven is dus heel anders ingesteld dan het leven ‘uit de geest.’ Daarom ontbreekt het ons om uit eigen kracht Gods koninkrijk binnen te gaan.
“Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dit: wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God; het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid” 1 CORINTHIËRS 15:50.
Daarom moet de ‘natuurlijke mens’ eerst van ‘boven geboren’ worden. Bovenstaande leert ons dat: wie uit de geest wederom geboren is die kan wél ingaan in het Koninkrijk van God. Als we onderstaande tekst lezen dan begrijpen we dat het een ‘innerlijke verandering en vernieuwing’ is.
“Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil. Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede. Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan zijn wet en is daar ook niet toe in staat. Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen. Maar u leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die zich niet laat leiden door de Geest van Christus behoort Christus ook niet toe” ROMEINEN 8:5-9.
Het maakt ons niet tot voorgangers of mensen die alleen nog maar geestelijk georganiseerd leven.
“Laat ieder blijven wat hij was toen hij geroepen werd” 1 CORINTHIËRS 7:20.
Het woord ‘geroepen’ herínnert aan de omstandigheden waarin de roeping plaatsvond. De wedergeboorte wil ons eraan herinneren dat we welandere mensen zijn geworden, maar we moeten gewoon ons werk blijven doen. Vgl. EFEZIËRS 4:20. Paulus wil hier dus benadrukken dat de sociale staat van de gelovige onbelangrijk is voor zijn relatie met God.
We moeten gewoon ons werk blijven doen, tenzij God ons anders roept. Natuurlijk is het zo dat ieder kind van God een speciale roeping, opdracht of gave kán ontvangen. Want:
“Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil” 1 CORINTHIËRS 12:11.
“En wanneer Christus, uw leven, verschijnt, zult ook u, samen met hem, in luister verschijnen” KOLOSSENZEN 3:4.
De wedergeboren mens zal niet verborgen blijven. Bij de wederkomst van Christus zullen Gods kinderen in heerlijkheid zichtbaar worden. Vergelijk de volgende teksten. ROMEINEN 8:19-24; 1 CORINTHIËRS 15:20-23, 42-54; FILIPPENZEN 3:20-21; 2 THESSALONICENZEN 1:10; 1 JOHANNES 3:2
Paulus zegt dat dit nieuwe leven niet alleen uit Christus voortvloeit, maar dat Christus ook Zelf ons leven is. Vergelijk de volgende teksten. JOHANNES 14:6: GALATEN 2:20 EN 1 JOHANNES 5:12.
Alle wedergeboren mensen hebben allemaal hetzelfde doel namelijk: God hier en nu te behagen!
“Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u. U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is” ROMEINEN 12:1-2.
Dankbaarheid moet onze motivatie zijn om anders te gaan leven. We worden opgeroepen om ons leven aan te bieden als een offer aan God. In 1 CORINTHIËRS 6:20staat: “U bent gekocht en betaald, dus bewijs God eer met uw lichaam”. Zie ook: 1 CORINTHIËRS 6:19; EFEZIËRS 5:2.
Paulus noemt dit offer; ‘levend, heilig en welgevallig voor God’.
In het licht van het Nieuwe Testament kent het woord ‘welgevallig’ een meer ethische betekenis in de zin van, ‘welgevallige daden’. “Laten we daarom het onwankelbare koninkrijk in dankbaarheid aanvaarden, om God zo te dienen dat hij er behagen in schept, met eerbied en ontzag” HEBREEËN 12:28. Vgl. Ook: ROMEINEN 14:18; 2 CORINTHIËRS 5:9; EFEZIËRS 5:10 NBG; HEBREEËN 13:21.
Wedergeboorte kan niet ontwikkeld worden als het er niet is.
“U was dood door de misstappen en zonden waarmee u de weg ging van de god van deze wereld, de heerser over de machten in de lucht, de geest die nu werkzaam is in hen die God ongehoorzaam zijn. Net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze wereldse begeerten, wij volgden alle zelfzuchtige verlangens en gedachten die in ons opkwamen en stonden van nature bloot aan Gods toorn, net als ieder ander.
Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is, heeft hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook u bent nu door zijn genade gered. Hij heeft ons samen met hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus” EFEZIËRS 2:1-6.
De Bijbel noemt de mens zonder God ‘geestelijk dood’ dat wil zeggen dat ze verkeren in een toestand van ‘geestelijk dood’ zijn, gescheiden van de levende God. Dus is er geen sprake van geestelijk leven en kan dus ook niet tot ontwikkeling komen. Dat kan alleen door wedergeboorte. Gods woord zegt:
“ik verzeker u: wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven” JOHANNES 5:24.
“U was dood door uw zonden en door uw onbesneden staat, maar God heeft u samen met Christus levend gemaakt toen hij ons al onze zonden kwijtschold” KOLOSSENZEN 2:13.
Dat geestelijk dood zijn moeten we niet zien als een passief gebeuren, maar het is een actief leven in de zonde, voor ieder mens een bewuste keuze. Alleen door wedergeboorte krijgen we een andere positie, en leren we leven volgens Gods normen en waarden. Want;
“Hij heeft ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook u bent nu door zijn genade gered” EFEZIËRS 2:5.
En Paulus schrijft aan de Kolossenzen.
“Daarom bidden wij onophoudelijk voor u, vanaf de dag dat we dat gehoord hebben. We vragen dat u Gods wil ten volle mag leren kennen door de wijsheid en het inzicht die zijn Geest u schenkt.
Dan zult u leven zoals het pasttegenover de Heer, hem volkomen welgevallig. U zult vrucht dragen door al het goede dat u doet, uw kennis van God zal groeien en u zult door zijn luisterrijke macht de kracht ontvangen om alles vol te houden en alles te verdragen.
Breng dus met vreugde dank aan de Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen wacht in het licht. Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden” KOLOSSENZEN 1:11-13.
God, de Vader heeft ons verlost van satans macht, maar ook uit de slavernij aan de zonde, waartoe de duivel ons onderworpen had. “Hij heeft ons overgebracht” dit wil zeggen, dat dit eenmalig is gebeurd, namelijk toen wij tot geloof kwamen.
Wij zijn overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, wat een genade om daar nu al deel aan te mogen hebben. Zie ook; JOHANNES 18:36; EFEZIËRS 2:6 en FILIPPENZEN 3:20.
Door de wedergeboorte ontstaat er geen geestelijke kiem die geleidelijk ontwikkeld moet worden. Het is er of het is er niet, je weet het of je weet het niet. Wedergeboorte is een zeker weten en geen ontwikkeling waarin nog van alles mis kan gaan.
De wedergeboorte is niet een verandering van gewoonten, maar van de innerlijke mens zelf. Ondanks de wedergeboorte blijven we de mogelijkheid houden om te zondigen.
De vraag is door wie en wat worden wij beheerst. Paulus schrijft ons hierover het volgende:
“Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik. Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, ben ik daar niet zelf de oorzaak van, maar de zonde die in mij heerst. Ik ontdek in mij de wetmatigheid dat het kwade zich aan mij opdringt, ook al wil ik het goede doen.
Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, maar in alles wat ik doe zie ik die andere wet. Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij een gevangene van de wet van de zonde, die in mij leeft.
Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood? God zij gedankt, door Jezus Christus, onze Heer. Met mijn verstand onderwerp ik mij aan de wet van God, maar door mijn natuur onderwerp ik mij aan de wet van de zonde” ROMEINEN 7:18-26.
Paulus legt hier sterk de nadruk op het eigen ‘ik’ van de mens. En noemt dan een aantal dingen, die we eigenlijk wel willen maar die we uiteindelijk niet kunnen omzetten in daden.
Conclusie: er woont in mijn vlees geen goed.
Door de innerlijke vernieuwing van Gods Geest in ons komt er een verandering die uiteindelijk zichtbaar wordt in veranderd gedrag, gewoonten, principes en visies.
Door de wedergeboorte veranderen we niet ons zelf, maar de wedergeboren mens wordt door de Geest van God veranderd en Die vernieuwd ons van binnen uit, want;
“Ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd” 2 CORINTHIËRS 4:16.
De heilige Geest doet in ons binnenste – de nieuwe mens - een werk dat wijst op de eeuwige heerlijkheid die wij straks zullen ontvangen. Vgl. 2 CORINTHIËRS 3:18; 1 CORINTHIËRS 15:43. Gods Geest doet een herscheppend en vernieuwend werk, dit gebeurt (als het goed is) ‘van dag tot dag’, d.w.z. voortdurend. Steeds verder dringt die vernieuwing door. En dat proces gaat door zolang we hier in deze gevallen schepping leven.
We worden vermaand om te leven in overeenstemming met de onze roeping. Zie EFEZIËRS 4:1-6.