Psalm 15
Misschien kun je je het nog herinneren, of zit je net opnieuw in zo’n procedure, een sollicitatie gesprek. Je probeert een goede indruk te maken, door te letten op je kleding je taalgebruik en je presentatie. Verder heb je je gewapend met je diploma’s, getuigschriften, enz. Om ergens aan de bak te komen dat kan soms lastig zijn. Vooral wanneer het aanbod klein is en de sollicitanten uit voorraad leverbaar zijn.
Nee, om een leuke plek op de arbeidsmarkt te veroveren daar moet je soms aardig voor knokken. Soms hoef je niet eens op gesprek te komen omdat ze je CV beneden de maat vonden. En de stapels brieven, met afwijzingen, zouden je bijna alle hoop ontnemen op een leuke baan.
Aan een dergelijk ervaring kan ik me niet ontworstelen wanneer ik psalm vijftien lees. Er worden allerlei eisen genoemd waaraan de mens moet voldoen, wanneer je deel wilt hebben aan Gods genade. Het is alsof je jezelf aan een strenge selectie procedure moet onderwerpen. En op het eind van de rit krijg je je aanstelling, dan weet je of je bent aangenomen of niet. Maar tegelijkertijd vraag ik mij af, ‘wie van ons zou aan deze strenge selectie kunnen voldoen?’ Ik denk van niemand. Lees de tien voorwaarden uit deze psalm er maar eens op na. Wanneer je dit op je in laat werken durf je jezelf niet eens meer de vraag te stellen: “HEER, wie mag gast zijn in uw tent, wie mag wonen op uw heilige berg?” VERS 1. Dat kun je dan zelf wel invullen.
Wie mag gast zijn in uw tent. Wie aan de hand van deze tien voorwaarden een CV moet schrijven, krijgt volgens mij geen letter op papier, tenminste ik niet. Want God stelt nogal wat eisen aan degenen die bij Hem mogen wonen. De lat voor toegang tot Gods koninkrijk ligt behoorlijk hoog. God maakt het ons niet gemakkelijk. Is dat wel eerlijk? Kunnen we daar wel aan voldoen? Of zet ik mezelf, en jullie, op het verkeerde been? Begrijp ik het misschien helemaal verkeerd?
Laten we één ding heel duidelijk stellen, ‘ons wonen bij God schijnt op de een of andere wijze samen te hangen met iemands goede karakter of rechtvaardige daden’. Want, en daar is de Bijbel heel duidelijk in, zaligmakend geloof heeft altijd te maken met hoe wij leven. Daar kunnen we met geen mogelijkheid omheen. Eigenlijk zegt David hier, ‘écht geloof in God zal altijd leiden tot daden van godsvrucht’. In het Nieuwe Testament vinden we hier veel voorbeelden over. Paulus schrijft aan Timotheüs: “Gij daarentegen, o mens Gods, ontvlucht deze dingen, doch jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid” 1 TIMOTHEÜS 6:11 NBG VERT.
Wanneer we hier over nadenken dan komt psalm vijftien heel anders op ons over. Want het kan nooit Gods bedoeling zijn om aan de ene kant ons uit te nodigen bij Hem te wonen, en aan de andere kant de lat zo hoog te leggen dat niemand aan Zijn voorwaarden kan voldoen. God is een God van liefde. Dus Hij zal ons niet uitnodigen om ons vervolgens weer weg te sturen omdat we nooit kunnen voldoen aan Zijn voorwaarden. Zo is God niet. God is een aanvaardend en vergevend God. De situatie die David schets in deze psalm is niet om ons bij God weg te jagen, maar veel meer om ons aan het denken te zetten.
En dan komt de vraag: “wie mag gast zijn in uw tent, wie mag wonen op uw heilige berg”, in een heel ander licht te staan. Dan gaat er eerder een waarschuwing dan een veroordeling vanuit. Om hier een goed begrip van te krijgen kan het lezen van de Jacobus-brief heel verhelderend zijn. Want de kern van zijn brief zien we samengevat in de volgende verzen: “Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? (…) Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood” JACOBUS 2:14;17.
Jacobus zegt dus, als het geloof zich niet “daadwerkelijk bewijst”, is het een dood geloof. Dan heeft het geloof geen inhoud. Lees met dit in gedachten psalm vijftien nog maar eens. Dan is de inhoud meer vermanend dan afwijzend. En dat is wat David wil zeggen. Hij stelt zichzelf die vraag, ‘Here, wie zal verblijven in Uw tent en wie mag wonen op Uw heilige berg’, maar geeft ook het antwoord. En wie wat vaker in de Psalmen leest, zal ontdekken dat David voortdurend bezig is met zoeken van de juiste antwoorden op zijn levensvragen. Dat hij altijd op zoek was om God te behagen. En ondanks zijn nederlagen en fouten komt hij toch telkens weer tot de conclusie, ‘Heer God ik kan niet zonder U vergeef mij mijn zonden. Denk hier bijvoorbeeld aan PSALM 51.
We weten dat de mens niet het recht heeft uit zichzelf bij God te wonen. Het is genade, maar, met een voorwaarde. En over die voorwaarde daar probeert David een antwoord op te geven. Niet dat hij de pretentie heeft een volledig overzicht te geven van alle goede daden, waaraan een gelovig mens moet voldoen. Het is een samenvatting die zijn oorsprong vindt in de geboden die God de mens gegeven heeft. In PSALM 40:8 geeft David op een geweldige manier uitdrukking aan zijn belevenis aan de wet van God: “Mijn hele hart verlangt ernaar Uw wil te doen, mijn God. Uw wet is mijn leven” Het Boek vert.
Uw wet is mijn leven. Kijk, wanneer je zo denkt en leeft, heb je een heel andere kijk op Gods voorwaarden. David wilde één zijn met Gods verordeningen voor een gelukkig leven met Hem. Uw wet is mijn leven. David, daar zeg je nogal wat. Dit houdt in dat je je hele leven erop moet inrichten, om te leven zoals God dit van je verlangt. Dat doe je niet zomaar, daar moet je bewust mee bezig zijn. En dat laat David dan ook duidelijk zien.
De vraag die hij zichzelf stelt: “wie mag gast zijn in uw tent, wie mag wonen op uw heilige berg”, gaat hij dan ook beantwoorden met zijn manier van leven. Wanneer wij een dergelijke vraag moeten beantwoorden, hoe hoog zouden we dan de lat leggen. Hebben we het dan ook over; ‘doen wat goed is, waarheid spreken, geen roddels spreken en de ander respectvol behandelen, ontzag hebben voor God’, enz. Ik denk dat we het onszelf wat gemakkelijker hadden gemaakt. Wij hadden op bepaalde punten zeker wel wat water bij de wijn gedaan. Want zo zitten we in elkaar. Daarom is het goed dat David ons hier een spiegel voorhoudt, dan kunnen we ons zelf beproeven. Paulus weet heel diep de kern te raken van het jezelf beproeven. Hij zegt: “Onderzoek bij uzelf of u vast op God vertrouwt, stel uzelf op de proef. U weet toch van uzelf dat Jezus Christus in u is? Als dat niet zo is, dan hebt u de proef niet doorstaan” 2 CORINTHIËRS 13:5.
Het kennen van Jezus, het zeker weten dat Hij in je woont, is de kern van Paulus’ prediking. Dat is zijn antwoord op de vraag, wie mag bij U wonen Vader God. Ook hij legt de lat hoog en doet geen water bij de wijn. Het is een interessante vraag, wie bij God mag wonen. Daar zijn de nodige discussies al over gevoerd. Daar zijn kerkscheuringen door ontstaan. En het beantwoorden van die vraag zal dan ook altijd aangevochten worden door het rijk der duisternis. Het zal ons altijd moeilijk gemaakt worden om die vraag met zekerheid te beantwoorden. Of je nu de benadering van David of die van Paulus bekijkt het blijft lastig. Want tenslotte gaat het om onze handel en wandel. En daar zit voor ons het probleem.
Dus een soort van sollicitatie gesprek met God is eigenlijk zo gek nog niet. Gewoon, jezelf eens goed bekijken hoe je eruit ziet, hoe je leeft, voordat je Hem ontmoet. Kijk dat is de vraag, ‘wie mag bij God wonen’, heel serieus nemen. Een sollicitatie gesprek met God zal ons bewust maken van een goed of een slecht geweten. Het zal ons haarscherp vertellen wie we zijn, hoe we geleefd en wat we gedaan hebben.
Hebben we nog wel tijd om te solliciteren voor de eeuwigheid. Of sleurt de welvaartstrein ons mee de afgrond in? Of klinkt dit te resoluut. Mag ik het niet zo zeggen. Wel, Paulus, David en Jezus bedoelen hetzelfde, maar zeggen het met andere woorden. Jezus zegt: “Wie niet met mij is, is tegen mij, en wie niet met mij samenbrengt, drijft uiteen” LUCAS 11:23. Het zijn allemaal teksten die je dwingen om eens stil te staan en goed na te denken over de volgende vraag; ‘Wie is mijn Baas’. Het klinkt misschien wat oneerbiedig, maar nu weten we wel waar we het over hebben.
Jezus zegt: “Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon” MATTHÉÜS 6:24. (Mammon staat voor bezit voor macht) Wat Jezus bedoelt is, ‘dat er maar één je baas kan zijn’. Dus aan wie ben je toegewijd? Wie is heer over je leven? In welke tent ga jij straks wonen? Heb je nog niet gekozen? Dan is het zeker tijd voor een goed sollicitatie gesprek.
Welke diploma’s kun jij aan God laten zien om aangenomen te worden? Je kerkelijk lidmaatschap, het feit dat je alles over hebt voor de kerk, je theologie opleiding, je doopbewijs? Zullen dergelijke dingen bepalend zijn om door God te worden toegelaten tot ‘Zijn heilige berg?’ Wat is nu de cruciale factor om zeker te zijn van een plekje in Gods tent? Dit is alleen te beantwoorden met de vraag: ‘Wie is je Heer’. Dat kunnen er geen twee zijn. Dus, zul je moeten kiezen. Zo gaat het ook bij een sollicitatie je zult moeten uitzoeken of de voorwaarden je wel aanstaan. Zijn de condities in je voordeel óf in je nadeel?
David weet dat de condities in zijn voordeel zijn, hij somt er zelfs een aantal van op. Hij had gekozen. Daarom kan hij ook de vraag beantwoorden wie bij God mag wonen. En dat is degene die de keuze maakt, om te leven met die éne Heer. En daar heb je geen diploma’s voor nodig maar een gereinigd hart en een gezuiverd geweten, door het bloed van die ene Heer, Jezus Christus.
“Het is zoals Ik zeg: Wie naar mijn woorden luistert en gelooft in Hem Die Mij gestuurd heeft, heeft eeuwig leven. Zo iemand wordt niet veroordeeld, maar is overgeplaatst uit de dood in het leven” JOHANNES 5:24 HET BOEK VERT.
Heb jij al gesolliciteerd? En…, ben je aangenomen?