Gemeente tucht toepassen
Vervolg van studie 9b
Inhoud:
C - Publieke afkondiging
D - Het buitensluiten
C - Publieke afkondiging
Een moeilijke beslissing
“Als ze naar hen niet luisteren, leg het dan voor aan de gemeente. Weigeren ze ook naar de gemeente te luisteren, behandel hen dan zoals je een heiden of een tollenaar behandelt” MATTHÉÜS 18:17.
Wanneer je om mensen geeft dan wil je ze niet zeer doen. En het zeggen van iemands zonde aan de gemeente zal je dan ook niet makkelijk afgaan. Dat doe je met lood in je schoenen. Want op het moment dat het publiekelijk gemaakt is, wordt het voor de betrokkene heel erg moeilijk. Hoe zal er gereageerd worden? Wat zal de beslissing van die persoon zijn? Zal het tot inkeer leiden? Blijven ze in de gemeente? Allemaal vragen die los komen wanneer je het deelt in de gemeente. Soms vertrekt men naar een andere gemeente en denken ze hiermee de schade voor zichzelf zo beperkt mogelijk te houden. Maar dit zal hun probleem niet oplossen, alleen maar verergeren. Zo zijn er veel mensen die van de ene gemeente naar de andere gaan, omdat ze niet willen veranderen. Ze denken dat zij gelijk hebben, en zijn het dan ook niet eens met de genomen beslissing. Zo is er is nogal wat ‘eigenvisie’ in ons christelijk Nederlandje!
Nog een moeilijke beslissing doet zich voor wanneer de persoon in kwestie al vertrokken is voordat je het publiekelijk hebt afgekondigd. Wat doe je dan? Moet je het dan nog wel vertellen? Kun je het dan niet beter laten rusten? Je gaat de gemeente toch niet onnodig informeren over de zonden van een ander? Maar wat wanneer gemeenteleden lastige vragen gaat stellen over die persoon? Er kunnen mensen zijn die het voor die ander gaan opnemen. Maar toch denk ik, en dat staat los van elke menselijke overweging, je bent het verplicht om het te vertellen, omdat de Bijbel het zegt: “als hij niet luistert zeg het aan de gemeente”. Als leider van een gemeente moet je duidelijkheid scheppen. Want als je niets zegt geef je daarmee aan dat je, in de ogen van de gemeenteleden, er niets aan gedaan hebt. Er zijn altijd mensen die zich dan afvragen; waarom zijn ze weggegaan?
Preventieve duidelijkheid
Het toch mededelen waarom iemand vertrokken is, daar kan een preventieve werking vanuit gaan. Je schept dan duidelijkheid, de gemeente begrijpt dan ‘het waarom’, van het gebeurde. Je hoeft dan niet alle details te vertellen want de gemeente zit niet te wachten op roddel, maar wel op een stuk duidelijkheid. En die duidelijkheid zal voor veel mensen, zeker de pasbekeerden, laten zien dat zonde niet kan samengaan met christelijk leven. Als uitgangspunt kun je dan lezen:
“Loop niet met ongelovigen in hetzelfde gareel. Wat heeft gerechtigheid te maken met wetteloosheid, of wat heeft licht uit te staan met duisternis? Welke overeenstemming bestaat er tussen Christus en Satan, of wat heeft een gelovige gemeen met een ongelovige? Bestaat er een overeenkomst tussen de tempel van God en de afgoden? Wij zijn de tempel van de levende God! Want hij heeft zelf gezegd: Ik zal bij hen wonen en altijd en overal met hen meegaan. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn” 2 CORINTHIËRS 6:14-16 GNB.
Wanneer je dit met elkaar leest, dan weet je dat we vermaand worden om geen vaste relatie aan te gaan met hen die bewust in de zonde leven. Want dit kan je toewijding je normen en waarden aantasten. Dit vers zegt dus niet dat we die ander links moeten laten liggen. Want wat doen we dan met ons getuigenis? Nee, getuigen van je geloof is prima, maar het moet je niet dwingen om je aan te passen. Zo kan dit vers ertoe bijdragen dat we een goede basis hebben om in de gemeente een dergelijk afkondiging te doen. Wel moeten we oppassen dat we het zo vertellen dat de betrokkene niet meer schade oploopt. Dat kan heel gemakkelijk door teveel informatie te geven. We moeten ons goed realiseren, dat ook al is de persoon vertrokken, dan ontslaat ons dat nog niet van onze zwijgplicht. Een ‘geheimhouding van de kern’ van het probleem blijft in alle gevallen overeind staan, ook al luistert zo’n persoon nooit.
Natuurlijk kun je nooit helemaal voorkomen dat veel gemeenteleden weten wat er precies aan de hand is. Want iemand die in zonde leeft heeft in zeker opzicht altijd een negatieve uitstraling op mensen in zijn directe omgeving. En sommige zonden zijn heel herkenbaar zoals ruzie of verslaving. Maar het kan ook zijn dat de betrokkene er zelf met verschillende mensen over gesproken heeft, omdat dit voor hem of haar beter uitkwam. Om het gelijk van het probleem aan zijn of haar kant te krijgen. Maar een gezonde gemeente zal hier goed mee om weten om te gaan, zodat toch de schade in de vorm van roddel enz. zoveel mogelijk beperkt blijft.
En als het bij sommige gemeente leden bekend is, dan hebben die ook een verantwoordelijkheid om er in de geest van GALATEN 6:1 mee om te gaan. Als een gemeente lid niet weet hóe er mee om te gaan, dan mag hij het in vertrouwen aan zijn voorganger of oudste zeggen. Die hebben te allen tijde rekenschap af te leggen voor het welzijn van ‘alle’ gemeente leden. Zie HEBREEËN 13:17.
In aller tegenwoordigheid
Als hij niet luistert, zeg het aan de gemeente. Het gaat dus niet om wat er gebeurt is, maar om het feit dat er niet geluisterd wordt naar de leidinggevenden. Dat er geen bereidheid was om de Heer te gehoorzamen. Dat er geen noodzaak van ingezien werd om de zonde op te ruimen. Meer mag je niet vertellen. De nadruk ligt dus op het, niet willen luisteren naar de vermaning of terechtwijzing, op het verwerpen van Gods wil voor zijn leven. Als we de zaak van iemand op een verkeerde manier naar buiten brengen dan zijn we zelf in overtreding en dan, zoals al eerder gezegd is, brengen we de ander meer schade toe dan nodig is.
Maar kunnen we de gemeente hier voldoende mee overtuigen? Bij de één wel maar de ander zal vragen stellen. Zoals; is er wel voldoende aandacht aan die persoon besteed, enz. En in deze derde fase is er dan een taak weggelegd voor de getuigen. Voor de ‘broeders’ die eerder mee zijn gegaan, om te helpen en te bidden. Zij kunnen dan bevestigen dat er ‘Bijbelse oplossingen’ zijn aangedragen, zonder in details te treden. Paulus herinnert zijn vriend Timótheüs er heel duidelijk aan hoe hij moet optreden tegen mensen die gezondigd hebben. En dan heeft hij het over, ‘het terechtwijzen in tegenwoordigheid van alle anderen’. Laat het maar aan de gemeente weten, dan zijn zij ook gewaarschuwd. Dan weten zij ook hoe ze zich moeten gedragen. Zie 1 TIMÓTHEÜS 5:20.
En in de slotwoorden van zijn brief aan de Romeinen geeft Paulus een gelijksoortige opdracht.
“Ik spoor u aan, broeders en zusters, op te passen voor degenen die tweedracht zaaien en anderen in de weg staan, en die daarmee ingaan tegen alles wat u hebt geleerd. Ga hun uit de weg, want zulke mensen dienen niet Christus, onze Heer, maar alleen hun eigen lusten” ROMEINEN 16:17-18A.
Ook hier klinkt de opdracht, ‘ga hen uit de weg’. Dergelijke mensen dienen God niet meer, maar zijn uit op eigenbelang. Ze zaaien tweedracht en staan anderen in de weg om Christus te volgen. Nogmaals, het mag ons er niet omgaan wát die ander allemaal fout doet, maar dat die ander in zonde leeft. Door dit te zeggen, bestraf je, en de gemeente weet dan dat er tegen de zonde opgetreden wordt. Ook hier zien we weer de preventieve werking van, “het zeggen aan de gemeente”. Een zondaar die niet wil luisteren, plaatst meestal op den duur zichzelf buiten de gemeenschap der heiligen. Want licht en duisternis kunnen niet samengaan. Zie 2 CORINTHIËRS 6:14-16.
Wanneer of waar
Het bekend maken aan de gemeente kan op verschillende manieren. Het kan in de zondagmorgendienst, maar ik vind het beter om het per brief te doen. Dan kan er wat breder op de zaak worden in gegaan, zonder de persoon in kwestie in een kwaad daglicht te stellen. Ook dat is ‘een zeggen aan de gemeente’. Is er een wekelijkse bidstond dan kan het daar uiteraard ook, maar dan bereik je meestal niet de ‘hele’ gemeente. Hoe we het ook doen, het publiekelijk zeggen mag geen deur dicht doen voor de betrokkene. Er moet altijd een weg terug zijn, anders zouden we het doel van tucht volkomen voorbij schieten.
“En wees op uw hoede voor wie geen gehoor geven aan wat wij in deze brief schrijven. Ga niet met hen om, dan zullen ze zich schamen. Behandel hen echter niet als vijanden, maar wijs hen als uw broeders en zusters terecht” 2 THESSALONICENZEN 3:14-15.
Het is nooit Gods bedoeling dat we de zondaar publiekelijk aan de schandpaal nagelen. We blijven de verantwoordelijkheid houden hen te zien als mensen waar God om geeft. We mogen hen dus niets aandoen wat hun weg terug naar de gemeente zal belemmeren. Wie niet met God leeft, mogen we dus tekenen. Want hij of zij leidt een leven wat niet overeenstemt met Gods wil. Maar we moeten het zo doen dat de ander altijd een eerlijke kans krijgt om terug te keren. Jacobus zegt hier het volgende over:
"Broeders en zusters, als een van u afdwaalt van de waarheid en een ander laat hem daarheen terugkeren, dan mag hij weten: wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt, redt hem van de dood en wist tal van zonden uit” JACOBUS 5:19-20.
De gemeente is een dienende gemeente, er moet zorg en liefde vanuit gaan. Er moet dan ook altijd een open deur zijn, om de vermaande broeder of zuster weer op te nemen in de geloofsgemeenschap. Zo is het ‘lichaam van Christus’ een voorbeeld van wat we leren in het ‘Onze Vader’ dat; “Uw wil geschiede gelijk in de hemel als ook op aarde”. Want: “wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt, redt hem van de dood en wist tal van zonden uit”.
D - Het buitensluiten
Afstand nemen
Een broeder of een zuster sluit je niet zomaar buiten de gemeenschap. Dat is altijd een moeilijke beslissing. Want hoe weet je of de betrokkene bij zijn standpunten blijft. Daar moet je dus wel heel zeker van zijn. Wanneer iemand niet wil buigen voor Gods woord en niet wil luisteren naar de vermaning, dan zijn we verplicht om in te grijpen. Want het is van groot belang dat men duidelijkheid schept in dit soort zaken. Want je moet te allen tijde voorkomen dat dit soort problemen een eigen leven gaat leiden binnen de gemeente.
“Broeders en zusters, op gezag van onze Heer Jezus Christus dragen wij u op u niet in te laten met broeders of zusters die hun werk verwaarlozen en niet leven volgens de traditie die wij hebben doorgegeven (…) en wees op uw hoede voor wie geen gehoor geven aan wat wij in deze brief schrijven. Ga niet met hen om, dan zullen ze zich schamen. Behandel hen echter niet als vijanden, maar wijs hen als uw broeders en zusters terecht” 2 THESSALONICENZEN 3:6 EN 14-15.
Iedere christen moet zijn verantwoording dragen. Of het nu om werk gaat of om gehoorzaamheid aan God, om de zonde na te laten. Een ieder moet de Bijbelse mogelijkheden benutten om te groeien in het geloof, dat is leven volgens de traditie waar het in dit Bijbel gedeelte om gaat. En Paulus geeft hier een duidelijk advies, hoe je moet omgaan met mensen die zich hier niet aan houden. Hij wil de gemeente zuiver houden want, dit is het getuigenis dat we veranderde mensen zijn. Dat wij het: “schitterende licht van de Here weerspiegelen. Terwijl Zijn Geest in ons werkt, gaan wij steeds meer op Hem lijken” 2 CORINTHIËRS 3:18. Dit proces van verandering moet werkzaam zijn in alle christenen, lees ook meer eens wat er in EFEZIËRS 4:15 staat. Onze groei moet niet gericht zijn op ‘aardse dingen’, maar op Gods liefde die ons veranderd door het offer van Christus.
Wanneer er geen sprake is van dergelijk groei, als het nieuwe leven niet zichtbaar wordt, dan is er iets niet in orde. En dat kan alles te maken hebben met ongehoorzaamheid. Met het bewust niet willen luisteren naar Gods woord. Iemand heeft eens gezegd, ‘dat de wedergeboorte zichtbaar, merkbaar en voelbaar moet zijn’, zou dat niet zo zijn dan zou je je kunnen af vragen, wat is er dan (weder) geboren, een pasgeboren baby is toch ook zichtbaar, merkbaar en voelbaar?
Het buitensluiten is een zeer ingrijpende vorm van gemeente tucht. Maar het kan ook een zeer heilzame uitwerking hebben. Het kan mensen overtuigen dat ze echt de verkeerde kant op gaan. Maar dat gebeurt jammer genoeg niet altijd. Wanneer we zijn aangeland in de fase van ‘buitensluiting’, is er in de meeste gevallen ook al een verharding, een bittere wortel of een stuk ongezeglijkheid ontstaan.
De bijbel zegt “weerspannigheid is de zonde der toverij en ongezeglijkheid is afgoderij en het dienen van de terafim” 1 SAMUËL 15:23 NBG. Het Hebreeuwse woord voor “ongezeglijkheid” betekent letterlijk “ongerechtigheid”. Het wordt gezien als een misdaad in Gods ogen, omdat het woord des Heren verworpen wordt, daarom verwerpt Hij hen die zo handelen. Weerspannigheid en ongezeglijkheid zijn woorden die betrekking hebben op rebellie en verzet! Het Boek vertaald deze woorden met “opstandigheid en koppigheid”. Dat is dus de situatie waarin iemand terecht is gekomen die niet wil buigen. Die zich niet wil neerleggen bij Gods leefregels voor zijn kinderen.
Geen vijanden
“Weigeren ze ook naar de gemeente te luisteren, behandel hen dan zoals je een heiden of een tollenaar behandelt” MATTHÉÜS 18:17B.
“Maar binnen de gemeente geldt: ‘Verwijder wie kwaad doet uit uw midden” 1 CORINTHIËRS 5:13.
Dit zijn teksten om de ander te laten merken dat God de gemeente zuiver wil bewaren. Het is voor ons een richtlijn waar we ons aan te houden hebben, hoe moeilijk dit ook is. Paulus geeft het advies om uit ons midden weg te doen wat niet deugt. Maar hoe doe je dat? Gewoon weg sturen en ze dan gaan zien als je vijanden? Nee, er wordt ons gezegd hoe wij deze mensen moeten zien en wat ze van ons zijn geworden. “Behandel hen dan zoals je een heiden of een tollenaar behandelt”. Laten we goed beseffen, het zijn niet ‘onze vijanden’ geworden, maar ze zijn ons als de heiden en de tollenaars geworden. En wat hebben die nodig, bekering en vergeving. We mogen ze dus opnieuw gaan vertellen dat God van ze houdt en dat Hij hun zonden wil vergeven. En zolang de relatie met God niet is hersteld moeten ze zonder de bescherming van de gemeente leven.
Het zijn mensen die niet luisteren naar de stem van hun geweten. Ze hanteren andere maatstaven dan God heeft gegeven. Voor het woord ‘geweten’ geeft de Bijbel ons geen duidelijke definitie, maar gaat ervan uit dat ieder uit ‘persoonlijke ervaring’ ermee bekend is. Het Griekse woord betekent: ‘medeweten, bewustzijn’. Ons geweten is een plaats in de innerlijke mens waar we ‘samen-weten’ wat goed en kwaad is. Het doelt op Gods woord in ons dat de weerklank vormt van onze kennis van goed en kwaad. Een kennis die we verkregen hebben door een natuurlijke en kerkelijke opvoeding en uit eigen waarnemingen. Voor de Joden was de morele maatstaf de wet, terwijl het voor de heiden het besef van goed en kwaad is, gegrond op zijn ervaring. Vgl. ROMEINEN 2:12-16.
De betekenis van het woord geweten zien we vertaald in ons gedrag, in wat we doen of laten. Zo kan het geweten ons ‘aanklagen’ wanneer we iets doen wat niet mag. Maar we kunnen ons geweten ook het zwijgen opleggen door bepaalde dingen goed te praten. Zie 1 TIMÓTHEÜS 1:19. In 1 SAMUËL 24:6 lezen we dat, “Davids hart bonsde” nadat hij een stuk van Sauls mantel had afgesneden. Het evangelie doet een beroep op het geweten omdat het de waarheid inziet van het gesproken woord. Paulus zegt:
“God weet precies wie en wat wij zijn, hopelijk weet u het ook wanneer u te rade gaat bij uw geweten” 2 CORINTHIËRS 5:11.
Het is ons geweten dat als een roer ons levensgedrag bestuurt, “Opdat gij, u daarna richtend, de goede strijd strijdt met geloof en met een goed geweten” 1 TIMÓTHEÜS 1:18 NBG. Maar het geweten kan zo beschadigd of beïnvloed zijn, dat het niet langer als een betrouwbare bron kan functioneren. Zie TITUS 1:15. Voor ons is het moeilijk om te zien wat in iemands geweten is. Het zijn meestal de daden die ons daar inzicht in verschaffen. Zie 1 TIMÓTHEÜS 4:2.
Broeders en zusters die wij als heiden en tollenaar moeten zien, geeft aan dat ze geen ‘actieve gemeente leden’ meer kunnen zijn. Ze vallen niet langer onder de pastorale verantwoordelijkheid van de gemeente. Zie 1 SAMUËL 15:23 en 2 CORINTHIËRS 6:14-
Toch is Jezus’ houding ten opzichte van deze mensen opmerkelijk te noemen. Hij ging wel met ze om, sprak met hen en ging bij hen op bezoek. Deze opstelling laat zien dat Hij om deze mensen gaf. Hiermee gaf Jezus een signaal af van, er is ook voor jou vergeving. Ik hou van je en daarom zoek Ik je op en wil in je huis komen en zelfs met je eten. En dat Jezus een vriend van tollenaars en zondaars werd genoemd, liet zien dat ook zij welkom waren in Zijn koninkrijk. Vgl. MATTHÉÜS 11:19. Dat Jezus degene die buitengesloten zijn een heiden en tollenaar noemt, laat zien dat er altijd weer een weg terug is. Het middel is hier bekering, en op grond daarvan vergeving door het bloed van Jezus Christus en acceptatie in de gemeente.
Zonder bescherming
Mensen die buiten de gemeente zijn geplaatst zijn geen medegelovigen meer, maar ongelovigen. We zijn dus geen ‘geestelijke familie’ meer van elkaar. Die band heeft de zonde en hun ongehoorzaamheid aan God doorgesneden. Ze leven nu zonder de bescherming van de gemeente. Kunnen geen aanspraak maken op Diaconale en Pastorale zorg. Omdat ze nog wel in de openbare samenkomsten mogen komen is toezicht op onthouding van het Avondmaal heel belangrijk. Zie 1 CORINTHIËRS 11:27;29.
Toch kunnen én mogen we hen niet aan hun lot overlaten. Onze omgang met hen moet erop gericht zijn om deze mensen weer terug te winnen. We moeten hen opnieuw helpen wanneer er een beroep op ons gedaan wordt. Want God zegt:
“de dood van een slecht mens geeft me geen vreugde, ik wil dat hij een andere weg inslaat en in leven blijft. Kom toch terug van de heilloze weg die jullie zijn ingeslagen, keer om, want waarom zouden jullie sterven” EZECHIËL 33:11.
Het buiten sluiten mag nooit het karakter hebben, van oordeel tot eeuwig verloren gaan. Dat is niet aan ons gegeven. Ons gedrag moet altijd gericht zijn op het redden van mensen.
Rehabilitatie
Mensen zonder gemeente worden regelrecht blootgesteld aan de verleidingen van deze wereld. Dit kan hen op een gegeven moment wakker schudden. Dan gaan ze ontdekken hoe donker het om hen heen is geworden. Dat ze eenzaam zijn. En die verlorenheid, kan het verlangen opwekken om weer terug te komen in de gemeente. Dit is voor beide partijen niet gemakkelijk. Maat laten we altijd het verhaal van de verloren zoon voor ogen houden. Daar zien we een vaderlijke ontferming, die verlangend op de uitkijk staat, om zijn verloren kind weer in de armen te sluiten. En dan organiseert de vader een geweldig ‘welkom thuis’. Wat een prachtig voorbeeld van rehabilitatie! Zie LUCAS 15:11-24.
Een ander voorbeeld van rehabilitatie zien we in wat Paulus schrijft aan de Corinthiërs.
“Als er iemand is die mij verdriet heeft gedaan, dan heeft hij niet alleen mij verdriet gedaan maar tot op zekere hoogte – laat ik niet overdrijven – u allen. De straf die hem door de meerderheid van u is opgelegd, is zwaar genoeg geweest; u kunt hem nu maar beter vergeven en bemoedigen, anders verliest hij nog alle hoop. Daarom roep ik u op hem weer in liefde te aanvaarden” 2 CORINTHIËRS 2:5-8.
Paulus zegt, het is nu de tijd om die persoon weer in liefde te aanvaarden. Hij heeft nu zijn straf wel gehad. Hij heeft nu vriendschap en troost nodig. Want de bestraffing heeft zijn doel bereikt, hij is tot inkeer gekomen. Schenk hem nu vergeving en bemoedig hem maar. Dat dit een zaak voor de hele gemeente is mag duidelijk zijn. Gaan we hier niet goed mee om, dan kan dit ertoe leiden dat iemand zich voorgoed buitengesloten voelt. Dan zal hij of zij voorgoed de gemeente, en soms God, de rug toe keren.
Bestraffing is nodig om de gemeente zuiver te houden. Om mensen tot berouw te brengen. Maar de satan zit niet stil, onze onvergevingsgezindheid, kan hij tegen ons gebruiken. Ook hier is Paulus heel duidelijk in.
“Als u hem vergeeft, doe ik het ook. En als ik hem iets te vergeven heb, doe ik het omwille van u, ten overstaan van Christus. We moeten er namelijk voor oppassen dat Satan ons niet gebruikt; zijn plannen kennen we maar al te goed” 2 CORINTHIËRS 2:10-11.
Rehabilitatie binnen de gemeente is heel belangrijk. Laten we daarom waken dat het doel van bestraffing niet verloren gaat, omdat wij niet willen vergeven. Dit zal een wapen zijn wat tegen ons gebruikt zal worden. En dan hebben wij ook het een en ander te belijden.
Onze houding
In het verhaal van de verloren zoon komen we nog een zoon tegen. Een zoon die bij zijn vader was gebleven. Altijd keihard gewerkt had op zijn vaders bedrijf. En het niet kon uitstaan dan zijn broer met zoveel geld was gaan stappen. In zijn ogen was zijn broer het niet meer waard om thuis te komen. En de houding van zijn vader kon hij dan ook niet begrijpen. Sterker, hij zette zich er verschrikkelijk aan af. Hij kon het niet verdragen dat voor die broer van hem een feestmaal werd georganiseerd. Hij begreep hier helmaal niets van, hoe kon zijn vader dit nu doen?
Hoe kun je nu voor zo iemand een welkom-thuis-party organiseren. Hij vond het een schande. En boosheid vervulde zijn hart. Daarom sloot hij zich af voor zijn broer, maar ook voor zijn vader. Zijn houding zorgde ervoor dat hij uiteindelijk degene was die zich buitengesloten voelde. Dat is het resultaat wanneer we niet kunnen vergeven! Laten we daarom op onze hoede zijn. Hoewel ik GALATEN 6:1 al eerder genoemd heb wil ik toch nog eens op wijzen op het aspect van “Pas op dat u ook zelf niet tot misstappen wordt verleid”. ‘Pas op’ wil zeggen: “Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt” 1 CORINTHIËRS 10:12.
Laten we leren om de ander altijd uitnemender te achten dan onszelf. Elkaar in nederigheid aanvaarden geeft die ander weer de zekerheid; ik ben weer welkom. Ik mag er weer bij horen. Het woord nederigheid is een samenstelling van twee woorden “tapeinos” dat de lage en nederige status van een slaaf aangeeft en “phroneõ” wat spreekt over ons denken en onze gezindheid. In de Bijbel wordt het woord “nederigheid” genoemd als de enige juiste houding tot God. Jezus gaf Zelf hier het grote voorbeeld.
“Herkenbaar als mens, vernederde Hij Zich en gehoorzaamde tot het uiterste, zelfs tot in de dood aan het kruis” FILIPPENZEN 2:8 HB.
Niet alleen tegenover zijn Vader, maar ook tegenover Zijn naaste was Jezus een nederig mens. Dit voorbeeld moeten de gelovigen volgen. De eenheid kan alleen gezien worden, als de gelovigen leren respect te hebben voor elkaar en voor hen die weer ‘thuiskomen’ in de gemeente. Zie ook het verhaal over de voetwassing. En let dan eens op VERS 17 “Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt” JOHANNES 13:13-17.
Je naaste hoger achten dan jezelf is geen eenmalige zaak. “Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf” FILIPPENZEN 2:3. Dit moet een doorlopende houding van ons zijn.
“Overigens, in de omgang met elkaar moet ieder van u altijd de minste willen zijn, want God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij zijn genade. Onderwerp u dus nederig aan Gods hoge gezag” 1 PETRUS 5:5-6.
Trots kan ons weerhouden om die ander weer in ons hart te sluiten. En nederigheid is een goed medicijn om ons te genezen van trots. Ieder mens verlangt naar erkenning, naar het weer geaccepteerd worden. En wanneer God iemand weer wil aanvaarden, weer wil erkennen als Zijn kind, hoe gedragen wij ons dan? Lijken we dan op die ene zoon die zich niet kon verblijden met de thuiskomst van zijn broer?
Als iemand door een tuchtmaatregel zich keert tot Gods vergevende liefde door Jezus Christus, dan rest ons maar een ding, sluit degene weer in je hart. Want alleen op die manier werk je samen uiteindelijk aan Gods doel! Het gaat bij God altijd om die éne zoon dat éne schaap. Hij zoekt altijd de enkeling, daar heeft Hij speciale aandacht voor. Dat gaat zelfs zover dat Hij de andere schapen achter laat en op zoek gaat naar die éne. Zie MATTHÉÜS 18:12-14. De houding van de herder is er een van (eer)herstel, Hij zal er alles aan doen om die éne weer terug te brengen bij de kudde. Dan pas is Zijn dag goed. Dan kan Hij tevreden huiswaarts keren met de rest van de kudde.