Er zijn in de gemeente van Christus verschillen in de wijze waarop christenen vorm geven aan hun leven uit het geloof. Dat komt onder meer tot uitdrukking in de verschillende normen die men hanteert.
Paulus zegt bijvoorbeeld: De een (d.w.z. de sterke) gelooft dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel. Hij onderscheidt dus sterken en zwakken in de gemeente. Wat voor de één volledig geoorloofd is kan voor een ander als zonde worden ervaren. Bij een christelijke levenshouding hoort het aanvaarden van medegelovigen als je broeder en zuster, ook wanneer zij over bepaalde zaken anders denken.
De persoonlijke vrijheid die wij in Christus hebben kent echter wel zijn grenzen en mag nooit in strijd zijn met de wil van God zoals die ons in de Bijbel bekend is gemaakt.
Zwakken en sterken in het geloof
Lezen - ROMEINEN 14:1-12
“Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen. De een gelooft, dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel. Wie wel eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wel eet, want God heeft hem aanvaard.
Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan. Deze [immers] stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd. Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God. Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf; want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here.
Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren. Want hiertoe is Christus gestorven en levend geworden, opdat Hij èn over doden èn over levenden heerschappij voeren zou. Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods. Want er staat geschreven: (Zo waarachtig als) Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven. Zo zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven [aan God]”.
Een zwak geloof
In VERS 1 zegt Paulus: Aanvaardt de zwakke in het geloof (…)
Wat bedoelde Paulus met de zwakke in het geloof toen hij deze brief schreef aan de gemeente te Rome? Er waren mensen die nog niet de consequenties van het geloof en de volle vrijheid in Christus aankonden en zich daarom vastklemden aan allerlei zekerheden met betrekking tot zaken die er in feite niet echt toe doen als het om het Koninkrijk van God gaat. Dat is de reden dat Paulus hen “de zwakken in het geloof” noemt. Het gaat er Paulus niet zo zeer om zich uit te spreken over wat men wel of niet zou moeten eten of drinken. Hij vindt dat zelfs vrij onbelangrijk. Dat hij spreekt over “de zwakken” heeft veel meer als achtergrond dat hij hen ziet als mensen die nog teveel het accent leggen op regels over wat wel of niet is toegestaan, in plaats van een leven in vrijheid vanuit de liefde van God. Een leven dat verder gaat dan het houden van wetten en het uitvoeren van plichten. Een leven dat erop gericht is om God te behagen met alles wat in ons is en onze naaste lief te hebben als ons zelf. Het leven naar de wil van God, niet naar de letter maar naar de Geest.
De sterken moeten de zwakken aanvaarden en respecteren zoals ze zijn
Hoewel hij vindt dat “de zwakken” volledig aanvaard en niet geminacht mogen worden, blijkt wel uit deze benaming dat er nog iets met deze “zwakken” moet gebeuren. Zij moeten op de duur sterk worden. De zwakken moeten gevoed worden om sterk te worden. Dat geldt ook in geestelijk opzicht. Hun geloof moet naar een hoger niveau gebracht worden; van een meer wettisch denken en een gerichtheid op het houden van regels moeten zij groeien naar een leven dat geleid wordt door de heilige Geest.
Door de groeiende kennis van het Woord zal de heilige Geest ook in toenemende mate zijn bevrijdende werk in hen kunnen verrichten maar dat heeft nog tijd nodig. Ondertussen moeten “de sterken” bereid zijn om hulp, steun en stimulans te bieden op de weg naar geestelijke volwassenheid zonder zich boven “de zwakken” te verheffen.
Wanneer Paulus in VERS 1 stelt dat de zwakke moet worden aanvaard,”maar niet om overwegingen te beoordelen”, dan wil hij daarmee zeggen dat “de sterken” hun overtuiging niet moeten bestrijden. Discussie over dit soort zaken leidt meestal alleen tot hete hoofden en koude harten.
Houdt dat dan ook in dat helemaal niet over de verschillen van inzicht gesproken mag worden? Ik denk zeker dat het goed is om onze verschillen van opvatting met elkaar te bespreken; niet in liefdeloos theologiseren, maar door elkaar op te bouwen door het bestuderen van het Woord van God. Het accent is dan verlegd van liefdeloze kritiek over bepaalde vormen van christelijk gedrag naar het samen zoeken van de wil van God.
Dat is niet eenvoudig. Wanneer bijvoorbeeld traditionele vormen en gebruiken in het geding zijn ligt het vaak erg gevoelig om daarover met elkaar in discussie te gaan. Toch komt op die manier tot uiting dat leden van de gemeente van Christus samen naar de waarheid zoeken en erop gericht zijn om elkaar te dienen vanuit de gezindheid van Christus.
Persoonlijke vrijheid
Paulus laat blijken, dat elke christen de vrijheid heeft om zelf te beoordelen wat een verantwoorde levenswijze is. Natuurlijk komt daarbij wel de vraag boven hoe ver die vrijheid gaat. In dit Bijbelgedeelte (ROMEINEN 14:1-12) en ook in de Galaten-brief vinden wij daarbij enkele grenspalen:
Het kan nooit zo zijn dat onze vrijheid ons toestaat om dingen te doen die in strijd zijn met de wil van God zoals Jezus ons die heeft voorgeleefd. Ook wanneer de heersende moraal verandert, zal deze steeds getoetst moeten worden aan het evangelie.
De christelijke vrijheid gaat gepaard met liefde voor de ander en zo nodig opoffering.
De christelijke vrijheid is niet gericht op het doordrukken van mijn standpunt, maar op de vraag op welke manier ik kan bijdragen aan de opbouw van de gemeente.
Elkaar niet minachten of over de ander oordelen
In VERS 3 kunnen we lezen dat, “de sterken” “de zwakken”, niet mogen minachten vanwege bijvoorbeeld hun opvattingen over wat ze niet denken te mogen eten. Aan de andere kant is het zo, dat “de zwakken” niet moeten oordelen over wat “de sterken” wel denken te mogen eten.
Paulus brengt dan een interessant argument naar voren: “Wie zijt gij dat gij eens anders knecht oordeelt.” Paulus laat hier uitkomen, dat wij allemaal knechten van God zijn. Dat betekent dat God de enige is die gerechtigd is om te oordelen over de vraag of zijn knecht het goed doet of niet. Want God heeft hem aanvaard. (VERS 3)
De niet-etende christen moet zich maar niet in een al te grote ijver bezorgd maken over het heil van de wel-etende christen. Een dergelijk oordeel zou minstens even erg zijn als de ‘minachting’ in omgekeerde richting. Het zou Paulus evangelie in het hart raken. In KOLOSSENZEN 2:16-17 schrijft hij:
“Laat dan niemand u blijven oordelen in zake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid in Christus is”.
Paulus wil niet dat “zwakke” christenen zich op een vroom voetstuk plaatsen, zoals “zwakke” en wettische christenen graag doen. Zij moeten beseffen, dat God ook de “sterke” heeft aanvaard, n.l. als een dienstknecht en een huisgenoot van Hem.
God behagen als uitgangspunt voor onze levenshouding
VERS 5-6. Het gaat hier waarschijnlijk over de vastendag (in relatie tot het eten en drinken) waar Paulus op doelt, maar mogelijk ook over bijzondere feestdagen en de sabbat of zondag.
Dat men alle dagen gelijk stelt betekent niet, dat men ze allemaal even laag stelt. Paulus wil hier laten voelen, dat het gelijkstellen niet minderwaardig is aan het onderscheiden van bepaalde dagen. Paulus zegt daarmee niet: “Het maakt niet uit wat je doet”. Hij gaat uit van een geheiligd leven. Voor alles wat je doet, of je eet of niet eet, je moet God ervoor kunnen danken. In 1 TIMOTHEÜS 4:4-5 vinden we hierop een mooie aanvulling:
“Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt: want het wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed”.
Je kunt je afvragen wat deze oproep betekent voor christenen in onze tijd.
Onder christenen bestaan bijvoorbeeld grote verschillen in opvatting over het vieren van de zondag of de sabbat en over een wekelijkse vastendag. Een ander voorbeeld is misschien wel de invulling van de liturgie van de kerkdienst waarin de ene kerk behoudend is en de andere niet hecht aan traditionele vormen. Wellicht is ook het dragen van bepaalde (ambt) kleding in dit verband te noemen.
Voor al deze zaken geldt dat wij steeds weer moeten nagaan of zij in de eerste plaats tot doel hebben om daarmee God te behagen of om ons zelf naar anderen toe vroom voor te doen.
De vorm moet nooit doel op zichzelf worden en mag niet verstarrend gaan werken.
De werkelijkheid van waaruit wij mogen leven is dat Jezus alles voor ons heeft volbracht door zijn lijden en sterven. We moeten ons vooral richten op waar het echt om gaat, n.l. om een leven in de gezindheid van Christus, tot eer van God.
Het eigendom van Christus
Die gerichtheid op de eer van onze Heer Jezus Christus blijkt ook uit VERS 7-9.
In de eerste plaats benadrukt Paulus dat wij het eigendom van Christus zijn, in die zin, dat Hij heerschappij over ons voert. Wij zijn geen baas meer over ons eigen leven. Niemand leeft meer voor zichzelf en niemand sterft voor zichzelf want wij zijn van Christus. Hij is Heer over ons leven Dat betekent, dat wij niets te vertellen hebben over de opvattingen van onze broeder of zuster en hem of haar niet mogen minachten. Hoewel het accent van Paulus’ woorden ligt op onze ondergeschiktheid en afhankelijkheid kunnen wij uit deze verzenook veel troost en zekerheid putten.
Wanneer wij voor de Here leven dan mogen wij ook weten, dat wij van Hem zijn. Dat houdt onder meer in, dat wij onder zijn macht en bescherming staan. Of wij leven of sterven, wij zijn van de Heer. Niemand kan ons uit Zijn hand rukken. Jezus, heeft de macht van de satan verbroken die maar wat graag ons leven wil beheersen. Met Christus hebben wij een geweldige helper wanneer wij het moeilijk hebben. Ook is er geen betere Trooster dan Hij. Door zijn verlossingswerk mogen wij bovendien verzekerd zijn van een eeuwig leven. Voor allen die in Hem geloven heeft Hij een plaats bereid in de hemel in het huis met de vele woningen. Ja, als Zijn eigendom hebben wij een geweldige toekomst.
In VERS 10-12 benadrukt Paulus nog eens onze eigen positie.
Wij zitten niet op de stoel van de rechter om anderen te kunnen oordelen. Ieder zal voor zijn eigen gedrag rekenschap moeten afleggen voor de rechterstoel van God. Van iedere zonde moeten wij uiteindelijk rekenschap afleggen. Dit vooruitzicht moet ons bescheiden maken en ons ervoor behoeden in zulke onbelangrijke zaken onze broeder en zuster hard te vallen. Maar gelukkig hebben de gelovigen een geweldige hogepriester in Christus die al onze zonden verzoend heeft.
Vragen:
F. van der Werf.