Dit woord wil niet zeggen dat het om een straf gaat die de persoon zo veroordeeld dat er geen weg meer terug zou zijn. Dat zou niet passen binnen het gestelde doel, omdat gemeente tucht per definitie altijd inhoudt ervoor te zorgen, dat de gelovige bij de gemeente blijft én dat niemand de genade van God verliest.
Het bestraffen heeft meer de inhoudt van, ‘iemand bestraffend of ernstig toespreken’, die een bepaalde overtreding heeft begaan. Een aantal Bijbel verzen laat zien dat de overtreding niet noodzakelijk al moet hebben plaatsgevonden. Zo waarschuwt Jezus, en Hij verbiedt het de mensen, om hem niet bekend te maken, MATTHÉÜS 12:16. Zie ook MATTHÉÜS 8:4; 9:30; 17:9; LUCAS 9:21 het woord ‘vermaande’ is dan, ‘gewaarschuwd hebbende’. Jezus wilde geen beroemdheid of weldoener in de ogen van mensen zijn, daarom wilde Hij niet dat de mensen zo over hem zouden spreken, m.a.w. Hij stelt het strafbaar Hem op deze wijze bekend te maken. Vaak vertaalt men in zulke gevallen met de woorden, ‘verbieden of vermanen’.
Dat het bestraffen geen veroordeling is laat LUCAS 17:3-4 duidelijk zien.
“Als je broeder zondigt, bestraf hem, en indien hij berouw heeft, vergeeft hem”.
We zijn elkaars ‘rechter’ niet, dus ons bestraffen moet altijd een weg zijn van; ik zeg je de waarheid omdat ik om je geef! Vgl. GALATEN 6:1. En dat houden van laat altijd de weg open om terug te komen, denk maar aan het verhaal van de verloren zoon.
Het bijbelse straffen is er om ons te vermanen en te tuchtigen. Zie HEBREEËN 12:5-6. Het zorgt ervoor dat we wakker geschud worden uit onze slappe houding om Christus te volgen. En om ons te laten begrijpen dat we niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijn vrijgekocht, maar met het kostbare bloed van het Lam. Zie 1 PETRUS 1:18-19. Daarom is het goed dat we zo nu en dan op de vingers getikt worden, dat we gecorrigeerd worden om te beseffen wat 1 PETRUS 2:9 zegt:
“Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht”.